Van rebel tot machtspartij: wat de N-VA kan leren uit het drama rond Van Dijck

N-VA heeft er een absolute rotweek opzitten. Het debacle rond Kris Van Dijck kwam als een mokerslag. Maar de partij moet in eigen boezem durven kijken. De transformatie van een onbevlekte, rebelse nieuwkomer tot een machine van de macht is de afgelopen vijftien jaar enorm snel gegaan. Vraag is of de groep mensen die ooit de vrijbuiters, de ‘zuiveren’ waren, vandaag het volle gewicht en de verantwoordelijkheden van een machtsmachine kunnen dragen.

Eén zaak hebben Kris Van Dijck en zijn opvolger Wilfried Vandaele gemeen: het zijn echte stamboek-N-VA’ers. Dat wil zeggen, mensen die er vanaf het eerste uur van de stichting van de partij bij waren. En zelfs meer: beiden zijn mannen met een Volksunieverleden, die de Vlaamse strijd al jaren uitdragen. Mannen die tussen pot en pint eindeloos kunnen vertellen over hoe die partij opkwam en onderging. Om maar te zeggen: mannen van stand binnen de N-VA.

Dergelijke roots in de Volksunie zijn niet onbelangrijk om de N-VA vandaag te begrijpen. Die eerste partij was jarenlang naast Vlaams-nationalistisch ook uitgesproken anti-establishment, rebels, het alternatief voor de drie traditionele partijen die decennialang het landschap domineerden: de onvermijdelijke CVP, SP en PVV. Dat rebelse maakte dat de Volksunie onder meer ook de eerste ecologisten in haar rangen telde, waaronder Vandaele overigens.

En hoewel de N-VA vandaag uitgesproken rechts-liberaal is, veel meer dan de Volksunie ooit was, zit van bij de start hetzelfde gevoel van anti-establisment er keihard ingebakken. Met één kamerlid, Geert Bourgeois, vocht de N-VA in 2003 heroïsch voor z’n bestaan. Door vervolgens het wagonnetje aan de trein van CD&V en Yves Leterme te koppelen, overleefde de N-VA van Bart De Wever, en levert ze ondertussen wel al sinds 2004 onafgebroken ministers.

Het Beiers model: een ‘CSU voor Vlaanderen’

In die 15 jaar tijd is de vervelling van rebelse dwerg tot machtsblok in Vlaanderen compleet. Toeval is dat niet, integendeel. Het is altijd dé ambitie geweest van Bart De Wever: van de N-VA een ‘CSU voor Vlaanderen’ maken. De Beierse christendemocraten zijn conservatief en regionalistisch, en domineren al decennia de politiek in de machtigste Duitse deelstaat. Hun invloed, ook in Berlijn, gaat zo ver dat het uiteindelijk de CSU was die de welkomstpolitiek van Angela Merkel ten opzichte van vluchtelingen aan banden legden, tot grote vreugde overigens van De Wever.

Het is veelzeggend over hoe de N-VA haar rol in de Belgische politiek ziet. Als N-VA dan niet meteen een Vlaamse onafhankelijkheid kan forceren, dan moet het wegen op België, vanuit Vlaanderen, zo luidt de redenering van De Wever en co. En dat kan enkel door machtsposten te bezetten, zowel in de Vlaamse als de federale regering. Liefst nog de zogenaamde ‘V-kabinetten’: diegene die over veiligheid gaan. Binnenlandse Zaken, Defensie en Justitie: de N-VA droomt ervan die opnieuw te kunnen innemen. Het verklaart meteen ook waarom de Vlaamse regeringsvorming voorlopig ondergeschikt is aan het federale spel.

Die transformatie is natuurlijk wel fundamenteel voor de partij. Van een groepje vrijbuiters, is de kleine kern geëvolueerd tot mensen met macht. Veel macht. Neem nu Van Dijck en Vandaele. Ooit militant, en gemeenteraadslid. Vandaag allebei burgemeester geworden in hun thuisbasis, allebei door hun anciënniteit ook zwaargewichten in het Vlaams parlement. De ene woog zo de afgelopen jaren zwaar op het departement Onderwijs, de andere op Leefmilieu, binnen de Vlaamse regering in handen van CD&V.

En dan zijn Van Dijck en Vandaele eigenlijk nog niet de échte macht binnen de N-VA. Beiden moesten in hun carrière plaats maken voor namen zoals Weyts, Muyters, Homans, Jambon, Francken, Vandeput en Demir, die allemaal de afgelopen jaren de titel ‘minister’ of ‘staatssecretaris’ kregen, en via een kabinet ook een heel leger medewerkers konden aansturen.

De N-VA als machtspartij

Macht verandert alles. Enkel de sterkste karakters worden niet aangetast, of toch in mindere mate, door het hebben van een chauffeur, het voelen van invloed, het genieten van aandacht, het erotiserende ervan zelfs. Niets menselijk is politici vreemd, ook die van de N-VA niet.

Toen Hendrik Vuye in de afgelopen legislatuur uit het machtsapparaat, en uiteindelijk uit de N-VA werd gestoten, vervelde hij tot de scherpste criticaster van De Wever en co. Voormalige vrienden zijn altijd de venijnigste vijanden, dat was in het geval van Vuye niet anders. Systematisch zette Vuye daarbij in z’n oppositiejaren de N-VA neer als “de vierde traditionele partij”. Die beschuldiging, dat de N-VA voortaan integraal deel uitmaakte van het establishment, en evenveel als socialisten, liberalen of christendemocraten deel uit maakt van “het systeem”, deed de partij extra veel pijn. Want het kleefde.

Het haalt een kern van betrouwbaarheid, van geloofwaardigheid, zelfs zuiverheid onderuit bij ‘het merk N-VA’. En net die zuiverheid is binnen de Vlaamse beweging, en ongetwijfeld ook bij de militanten van N-VA, altijd van groot belang geweest. Het is de initiële associatie die vastzat aan figuren als Geert Bourgeois, de man met het saaie onderwijzersimago, de wat lijzige stem, hij die steevast weigerde in spelprogramma’s op te treden. Ondertussen zijn al heel wat watertjes doorzwommen: De Wever werd mee groot door de ‘Slimste Mens’ en duikt ook gewoon op bij ‘Jambers’ of in ‘Dag Allemaal’ met zijn gezin.

Kandidaten doorlichten

Het Shakespeariaans drama dat zich ontplooide rond Van Dijck bracht op dat vlak toch bijzonder bijtende schade toe. Is de partij kritisch en vooral grondig genoeg geweest in haar doorlichting van de betrokkene, alvorens een oudgediende te belonen met “de mooiste job van z’n leven”? Ongetwijfeld niet. Het kan een wijze les zijn, als straks opnieuw ministers worden benoemd, en kabinetten gevuld.

Maar het is een bredere oefening voor de N-VA die aartsmoeilijk zal blijken. Eens in vorige legislaturen kabinetten bemand zijn geweest, honderden militanten en sympathisanten plots vijf of tien jaar lang hun inkomen zagen komen uit ‘de partij’, is de weg terug naar de ‘zuiverheid’ bijzonder hard. Dan komt de natuurlijke neiging boven om toch maar mee te gaan besturen, om toch maar compromissen te sluiten en de handen ‘vuil’ te maken. Nochtans is dat de uitdaging: als machtspartij genoeg anti-establishment blijven om ook dat deel van het Vlaamse kiespubliek aan te blijven spreken dat genoeg heeft van de status-quo. De ‘kracht van verandering’, eerder dan ‘de kracht van een kabinet, en wagen-met-chauffeur’, weet u wel.

De wind van de media zit daarbij niet mee. Terwijl in de beginjaren het rare clubje van De Wever nog op enige sympathie kon rekenen, zeker nadat bleek dat zij de sleutel waren om het Vlaams Belang klein te krijgen, is de sfeer rond de partij in de berichtgeving de afgelopen jaren behoorlijk bits geworden. Ook dat is deels een effect van de transformatie tot een machtspartij: meer macht betekent ook gewoon meer kritische vragen over het gevoerde beleid.

In de zaak Van Dijck moet de media zich uiteraard bezinnen over de timing, de bron en de montage van het bewuste verhaal, dat de parlementsvoorzitter deed vertrekken. Hypocrisie is een deugd voor elke zichzelf respecterende machtspartij, om Herman Van Rompuy (CD&V) te parafraseren. Alleen het mag ook niet te ver gaan. Een doodserieuze speech staan geven over ‘politieke verantwoordelijkheden’, terwijl een zoveelste gênante verhaal lekt, het was van het goede te veel. Dan blijkt de Wetstraat een ongenadig harde biotoop, en eindigt de betrokkene zoals Van Dijck: politiek en menselijk zwaar beschadigd. Een harde les voor de betrokkene, en bij uitbreiding zeker voor heel z’n partij.  

Meer
Lees meer...