Elk jaar slagen we er blijkbaar in om ergens in de buurt van de ticketverkoop van Tomorrowland een afspraak te maken bij onze tandarts. En élk jaar opnieuw vraagt hij of we al een ticket hebben besteld. Als we dan antwoorden dat ze ons daar geen plezier mee kunnen doen, dat we liever ver van Tomorrowland wegblijven, dan kijkt hij ons altijd aan alsof hij een nieuwe diersoort ontdekt heeft. Op zo’n momenten zouden we ‘m doodgraag At The Indie Disco van The Divine Comedy laten horen.
Dat nummer is een prachtige liefdessong over twee mensen die elke donderdagavond naar de indie Disco gaan, tot in de vroege uurtjes. Daar luisteren ze naar deftige muziek: Pixies, Stone Roses, Blur en The Cure. Ze gaan de dansvloer op tijdens Tainted Love en Blue Monday is altijd het laatste nummer. Op de bus naar huis denkt hij alleen nog maar aan haar.
In zo’n indie disco zou zelfs The Divine Comedy moeilijk de weg naar de platenspeler vinden. Heel misschien als er één zagevent is die al vijf keer Everybody Knows (Except You) is gaan aanvragen, dat het wel passeert. Zo net voor Blue Monday, als het eerste ochtendlicht er al is en er nog vijf hardleerse uitgaanders aanwezig zijn.
Kleine grapjes en pijnlijke waarheden
Want ja, The Divine Comedy zal altijd wel cult blijven. De band rond Neil Hannon heeft al tien platen uit en heeft nog geen enkele échte hit gescoord. De band is dan ook niet voor één gat te vangen. Soms zijn hun songs theatraal, soms ontroerend, soms grappig en soms bijtend sarcastisch. Van al dat kregen we een beetje in Cirque Royal.
Hannon – in Napoleonpak in het begin van het concert – trapte af met How Can You Leave Me On My Own, een nummer over een man die zijn vrouw ervan beschuldigt dat ze hem niet had mogen verlaten. Want zonder haar wordt hij “a mouron”, kijkt hij televisie om de stilte te verjagen, komt hij niet buiten, kijkt hij naar porno omdat hij te zwak is om eraan te weerstaan. En dat is natuurlijk allemaal haar schuld.
Het is een typisch liedje voor The Divine Comedy, afkomstig uit de meest recente plaat ‘Foreverland’: aanstekelijke pop, vol kleine grapjes en pijnlijke waarheden. Hannon heeft er zin in en organiseerde meteen al een meezingmoment in het eerste nummer (gedurfd), een meeklapmoment volgde in het tweede nummer, Napoleon The Great.
Theaterpodium
Het bleek het begin van een veelzijdige avond. De nieuwe single To The Rescue werd op applaus onthaald en bewees meteen dat Hannon het niet altijd van de fijnzinnige ironie moet hebben, maar ook gewoon fijnbesnaard kan ontroeren met de mooist denkbare melodieën. De blazers uit de singleversie werden live vervangen door accordeon (!) en dat werkte wonderwel. In The Certainty Of Chance kregen we zelfs een accordeonsolo (dat is een primeur) in een verlengde outro.
Eén van de hoogtepunten was The Complete Banker, afkomstig uit het vorige album uit 2010, waarvoor Neil Hannon zich in kostuum hees en met bolhoed op z’n hoofd en paraplu in de hand een Brits bankier uitbeeldde. Wat volgde was bijtend sarcasme. Of wat te denken van: “To all of us it was just a big game/But God I loved it: making a profit from somebody’s loss/I never knew exactly whose money it was/And I did not care as long as there was/Lots for me, the complete banker.”
Nog hoogtepunten waren Our Mutual Friend, een lied waarin het hoofdpersonage verliefd wordt op een meisje dat hij ontmoet dankzij een gemeenschappelijke vriend op een feestje. Het klikt, ze kussen. En ’s ochtends ziet hij de twee, al kussend in de badkamer. Hannon trok ervoor de zaal in, wees met beschuldigende vingers mensen uit het publiek aan, liep de trappen op.
En op het moment dat hij “And then we kissed and fell unconscious” zingt, legde hij zich er zelfs op neer. Theatraal, we zeiden het al, maar ook heel erg fijn en overtuigend.
Dat is Hannon ten voeten uit: hij bedenkt personages, vertelt verhalen en wil ze ook uitbeelden. Zijn podium is een theaterpodium. Hij wil zich ten volle uitleven. Dat doet hij ook in Funny Peculiar, een klein liefdesliedje dat hij in de Cirque zong met Lisa O’Neill, die het voorprogramma verzorgde. De twee zetten zich naast elkaar, bogen zich naar elkaar toe, kusten elkaar op de mond (in nevenstaande video is het nog zedig op de kaak) op het einde van het nummer.
Schoonspringen
Je vraagt het je bijna af waarom The Divine Comedy nooit een grote doorbraak heeft gekend. Goed, een Coldplay kunnen ze nooit worden – daarvoor zullen ze altijd te eigenzinnig blijven – maar ook dit Cirque Royal was niet volledig uitverkocht. Tijdens het concert bedachten we volgende analogie: The Divine Comedy is het schoonspringen van de popmuziek. Nu eens wordt er een salto gemaakt, dan weer een schroef, nu eens is het voorwaarts, dan weer achterwaarts, zijwaarts of contra en het vindt moeilijk zijn weg naar het grote publiek. Coldplay is voetbal: we worden ermee overspoeld en het doel is eenvoudig; werk de bal richting doel en scoor zo snel mogelijk.
Het was dat gevoel van veelzijdigheid dat we een beetje misten naar het einde van het concert toe. Bij At The Indie Disco – hier is het – sprong iedereen recht. Daarna volgden nog Becoming More Like Alfie, Something For The Weekend, I Like en National Express. Allemaal knappe songs individueel gezien, maar na elkaar gehoord, misten we de veelzijdigheid van wat er aan was vooraf gegaan.
Dat werd goedgemaakt met A Drinking Song in de bissen – een dronkenmanwals van Tom Waits in een uitzonderlijk goeie bui – en het euforische Tonight We Fly.
“If heaven doesn’t exist/What will we have missed/This life is the best we’ve ever had.” 24 nummers en net geen twee uur later hadden we het nog eens bevestigd gezien: The Divine Comedy is uniek in deze wereld.
Dit verslag verscheen ook bij online muziekmagazine daMusic.