Daniël Termont: “De vuiligheid in Gent is de schuld van de West-Vlamingen”

Koffie biedt comfort, maar niet als Tim F. Van der Mensbrugghe tegenover je zit. Hoe vroeger op de ochtend, hoe minder scrupules heeft deze interviewer. Vanochtend mocht Daniël Termont zich een potje ergeren.

“Het stinkt hier”, antwoord ik wanneer Daniël Termont (sp.a) mij vraagt hoe ik het stel.

De Gentse burgemeester zucht. “Ik weet het. Er zijn ratten gesignaleerd op de Korenmarkt, in de Brugse Poort zijn er gevallen van tbc en als die toestand hier nog lang blijft duren, vrezen mijn adviseurs dat er cholera uitbreekt in de Muide. Gent is een ontwikkelingsland geworden.”

De staking van de vuilnismannen van Ivago blijft inderdaad niet zonder gevolgen. Overal in de stad liggen er metershoge stapels vuilniszakken. Het gebrek aan hygiëne bedreigt de volksgezondheid. “Wat gaat u – ik mag toch u zeggen? – daaraan doen?”, vraag ik.

Termont zet zijn bril af en wrijft in zijn ogen. “Ik raad iedereen aan om zich een paar dagen niet te wassen, dan valt de stank minder op. Tegen mijn Groene schepenen moet ik dat niet eens zeggen, die kruipen van zichzelf maar hoogstens één keer per week in hun bad. Stínken, ge kunt dat niet geloven. Zeker die Filip Watteeuw.”

Tegenslag

“Dat ontken ik niet, maar als burgemeester had u toch wat kordater kunnen optreden?”, werp ik op.

“Maar hoe is dat nu in godsnaam mogelijk dat ik persoonlijk verantwoordelijk ben voor iedere tegenslag die een Gentenaar kan overkomen? Als uw tante nonneke morgen met haar looprek van een borduur sukkelt en haar nek breekt, is dat dan ook mijn schuld?”, foetert Termont.

“Als die borduur los ligt wel”, merk ik fijntjes op.

“Niet waar”, corrigeert Termont. “Dan is dat de schuld van mijn schepen van Mobiliteit.”

“Filip Watteeuw dus?”, vraag ik.

Te principieel

Termont knikt, neemt een willekeurig dossier van de stapel op zijn bureau, verfrommelt het en mikt het in de papiermand. “Hij weer. Nog niets anders dan miserie gehad met die Watteeuw.”

“Hoe komt dat?”, vraag ik.

Termont haalt zijn schouders op. “Wat wilt ge met West-Vlamingen? Als ze in Gent komen wonen, wisselen ze hun katholiek geloof in voor ecologisme, maar het blijven regelneven en pietjes-precies. Veel te principieel. Die staking bij Ivago? Veroorzaakt door een West-Vlaming. Al die vuiligheid die op straat blijft liggen? De schuld van de West-Vlamingen. ‘Ah, mijnheer den burgemeester, op mijn kalender staat dat ik vandaag mijn afval moet buitenzetten, awel, dan zet ik het buiten, hé.’ Ja, jongens, astemblieft.”

“De stank in de straten is volledig te wijten aan de West-Vlamingen?”, pols ik.

“Jazeker. Zij zijn er verantwoordelijk voor”, bevestigt Termont.

Fluorescerend

“Oké, maar wat gaat ú eraan doen?”, vraag ik ten tweeden male.

“De vervuilers opvorderen natuurlijk”, zegt Termont zonder twijfelen. Hij drukt op een knopje van zijn intercom en zegt: “Watteeuw, op mijn bureau, nu onmiddellijk.”

Enkele seconden later betreedt de schepen het kantoor van de burgemeester. Hij beeft een beetje. “Ik was juist aan het kijken welke drukke verkeersader we volgende week kunnen openbreken”, zegt Watteeuw. “Ik dacht eraan om de opritten van de R4 af te…”

“Wacht daar nog maar een paar dagen mee”, kapt Termont zijn uitleg af. Hij opent een kast en haalt er een fluorescerend Ivago-pak uit. “Hier, aantrekken. En geen gemaar, of ge kunt bij de volgende verkiezingen een kartel vormen met uw eigen, gij vuile pitou!”