Israël heeft woensdag via een decreet de handel in alle dierenbont voor mode verboden. Een initiatief dat alom wordt toegejuicht door dierenrechtenorganisatie PETA, die spreekt van een wereldprimeur. De wetgeving bevat echter een aantal uitzonderingen die een kanttekening verdienen.
Na de aankondiging door het Israëlische ministerie van Milieu, publiceerde PETA een verklaring waarin de organisatie het nieuwe decreet verwelkomt. “Deze historische overwinning zal talloze vossen, nertsen, konijnen en andere dieren beschermen tegen het gewelddadig doden voor hun pelzen”, schreef de dierenrechtengroep.
“Al tientallen jaren hebben PETA en zijn internationale zusterorganisaties de afschuwelijke wreedheid van bontfokkerijen aan de kaak gesteld en aangetoond dat dieren hun hele leven opgesloten zitten in krappe, smerige draadkooien. Pelsdierenhouders gebruiken de goedkoopste methoden om pelsdieren te doden, waaronder het breken van de nek, verstikking, vergiftiging en genitale elektrocutie”, klinkt het.
PETA benadrukte ook het belang van het lobbyen door PETA-vicevoorzitter Dan Mathews bij de aftredende Israëlische premier Benjamin Netanyahu.
De Israëlische minister van Milieu Gila Gamliel bedankte PETA en schreef op Twitter dat Israël “trots was het eerste land ter wereld te zijn dat de verkoop van bont verboden heeft”. “Nu weet de hele wereld dat we vandaag geschiedenis hebben geschreven, bont is niet langer modieus.”
Enkele nuances
De draagwijdte van het nieuwe Israëlische decreet moet wel worden genuanceerd. Het verbod op de handel in dierenbont heeft alleen betrekking op mode. De Israëlische Natuur- en Parkenautoriteit, die verantwoordelijk is voor het geven van in- en uitvoervergunningen voor bont, zal nog steeds vergunningen kunnen afleveren als de huiden worden gebruikt voor “godsdienst, religieuze traditie, wetenschappelijk onderzoek, onderwijs of opvoeding”.
Zoals de Times of Israel opmerkt, is, gezien het klimaat van het land, kleding van dierenbont niet op elke hoek van de straat verkrijgbaar. De meeste pelzen die in Israël worden gedragen, worden gedragen door ultraorthodoxe joden. Tijdens de sabbat en feestdagen dragen ze vaak een bonten hoed, een sjtreimel (zie foto), gemaakt van de pels van vossen of marterachtigen.
Deze hoofddeksels kunnen dankzij de religieuze uitzondering in het decreet nog steeds in Israël worden ingevoerd. Sommige experts duiden op het belang van deze context en menen dat het hier eerder om een symbolische zet gaat.
Het Israëlische verbod is wel het eerste in zijn soort op nationale schaal. Sommige landen hebben wetten die de bonthandel verbieden, maar die gelden alleen voor bepaalde bedreigde diersoorten, zoals zeehonden. België heeft een dergelijk verbod, maar de handel in andere pelzen is nog steeds toegestaan.
Anderzijds bestaan er in sommige steden al wetten die identiek zijn aan het Israëlische decreet. Sao Paulo, bijvoorbeeld, verbiedt de invoer en verkoop van alle bontproducten. Dit is ook het geval in verschillende grote Californische steden, zoals Los Angeles en San Francisco.
(jvdh)