In Kaapstad is Frederik Willem de Klerk, de laatste blanke president van Zuid-Afrika, overleden. De Klerk (85) onderhandelde de geweldloze overgang naar een multiraciale regering, maar zijn rol in de transitie naar een democratisch beleid blijft – meer dan twintig jaar na het einde van de apartheid – controversieel. De Klerk leed aan kanker.
De Klerk, advocaat van opleiding, stapte op het einde van de jaren zestig van de voorbije eeuw in de politiek. In 1989 werd hij verkozen tot president van Zuid-Afrika, in opvolging van Pieter Willem Botha.
Het jaar daarop kondigde de Klerk aan om het verbod op het African National Congress (ANC) en andere politieke groepen die zich tegen het apartheidsregime opstelden, op te heffen. Daarbij maakte hij ook bekend dat Nelson Mandela, de leider van het ANC, na zevenentwintig jaar uit de gevangenis zou mogen worden vrijgelaten.
Nobelprijs
Die aankondigingen veroorzaakten een schokgolf in het land, dat decennia door apartheid – een van de meest brutale systemen van rassendiscriminatie in de wereld – werd gedomineerd. Vier jaar later zou Nelson Mandela, nadat de zwarte bevolking van het land voor de eerste keer aan de verkiezingen mocht deelnemen, de Klerk als president van Zuid-Afrika opvolgen.
De Klerk en Mandela ontvingen in 1993 de Nobelprijs van de vrede. De Klerk bleef echter een controversiële figuur. Hij was voor velen het symbool van het geweld tegen zwarten en anti-apartheidsactivisten, terwijl sommige blanken zijn pogingen om een einde te maken aan de apartheid zagen als verraad.
Ook vorig jaar nog kreeg de Klerk zware kritiek, nadat hij op televisie had gezegd dat hij maar niet kon geloven dat apartheid een misdaad tegen de menselijkheid was. Drie jaar geleden werd bij de Klerk longkanker vastgesteld. Hij overleed in zijn huis in Fresnaye, een buitenwijk van Kaapstad.