Maak jij wel eens een dt-fout? Wel, je bent niet de enige. Zelfs de grammar-nazis zondigen wel eens. Het ligt dus niet per se aan je beheersing van de taal. Maar waaraan dan wel? In het wetenschapsmagazine Eos staan vandaag de resultaten van een onderzoek aan de Universiteit van Antwerpen die net dat uitleggen.
Taalperfectionist of niet, iedereen maakt wel eens een dt-fout. Er is al vastgesteld dat mensen die het niet kunnen laten je taalfouten op te merken eikels zijn, maar nu is er eindelijk een verklaring waarom we eigenlijk dt-fouten maken. En dat is te danken aan de psycholinguïst prof. dr. Dominiek Sandra van de Universiteit van Antwerpen. De resultaten van het onderzoek zijn sinds vandaag in het wetenschapsmagazine Eos te vinden, maar wij leggen het ook even uit.
Hoe komt het?
De dt-regels zijn in essentie niet zo moeilijk om te begrijpen, maar toch betrapt iedereen zich wel eens op een foutje dat door de mazen glipt. Blijkbaar ligt het grootste probleem bij de homofonen, woorden die hetzelfde klinken maar toch op een andere manier geschreven worden. Voorbeelden zijn ‘word en wordt’ of ‘gebeurt en gebeurd’. En de reden waarom we ze door elkaar halen, ligt volgens het onderzoek in ons werkgeheugen.
We maken dt-fouten vooral wanneer we onder tijdsdruk staan of wanneer we zwaar focussen op de inhoud van onze tekst. Dat zijn ook de momenten waarop ons werkgeheugen onder druk komt te staan en zijn capaciteiten te boven gaat. Op zo’n momenten, gaat ons geheugen onbewust op zoek naar de meest voorkomende vorm van het woord. Daarom schrijven we dus snel ‘ik wordt’ in plaats van ‘ik word’. Dit wordt homofoondominantie genoemd.
Maar als je de tekst naleest, zou het je toch moeten opvallen? Hetzelfde probleem stelt zich ook hier voor. Vaak lezen we snel na en letten we niet goed op waardoor ons overwerkt werkgeheugen er gewoon overkijkt. Dit gebeurt het regelmatigst als het de dominante vorm van het werkwoord is. In Het Laatste Nieuws gaf de psycholinguïst Dominiek Sandra nog een gouden tip: “Je kan best een tekst achteraf zorgvuldig en traag nalezen. Dan heb je voldoende werkgeheugencapaciteit en krijgt homofoondominantie nauwelijks kans.”
Wat met andere werkwoordsfouten?
Er zijn ook andere werkwoordsvormen waar mensen vaak fouten op maken. Ook de regels voor de onvoltooid verleden tijd (OVT) zijn niet heel ingewikkeld, maar toch maken we veel fouten op woorden die eindigen op een ‘-s’. Neem maar bijvoorbeeld ‘wastte’. We kunnen duidelijk zien dat dat niet juist is maar de uitspraak ervan klinkt net zoals de juiste vorm ‘waste’.
Dit ligt ook weer aan ons werkgeheugen en het verwarren van een spellingpatroon dat wel klopt. Kijk bijvoorbeeld maar eens naar ‘rustte’. Hier is de regel wel juist toegepast. De regel van de OVT is om een ‘-te’ of ‘-de’ toe te voegen en dat zorgt dus – begrijpelijk – voor verwarring.