Phillipe Vertriest verwelkomde op 20 september de pers in Antwerpen, waar hij het tweede filiaal van Akaso opende. De eerste winkel zag het levenslicht in november 2017, in de Saint Hubert Gallerij in Brussel. In Antwerpen leidde Vertriest de pers rond en gaf hij duiding bij het ontstaan van het merk.
Vertriest is vader van twee geadopteerde Ethiopische kinderen. Hun achtergrond was voor hem de aanzet voor de oprichting van Akaso. Het verhaal wil dat Vertriest op een ochtend wakker werd met het idee om een modemerk op te richten. Hij was al geruime tijd bezig met de culturele achtergrond van zijn twee kinderen en besloot dan maar zelf op ontdekking te gaan in hun geboorteland.
Karo
Tijdens die zoektocht maakte hij kennis met leden van de Ethiopische Karo, een stam uit de Omo Vallei in het zuid-oosten van Ethiopië. De Karo staan bekend voor hun onconventionele uiterlijke kenmerken zoals bodypainting, scarification en tattoo’s. Na overleg met een antropoloog en nadat hij zijn bedoelingen had duidelijk gemaakt aan de Belgische en Ethiopische ambassades, kreeg Vertriest de kans om een bezoek te brengen aan de stam.
De patronen waarmee ze zichzelf versieren, intrigeerden Vertriest meteen. Hij kwam op het idee om ze te verwerken in kledij. Van bij het begin was het duidelijk dat dit een evenwichtige samenwerking zou worden. Een die gestoeld was op wederzijds respect. “De Karo zouden mij voorzien van prints en patronen, en ik zou hen in ruil een eerlijk loon geven – het gemiddeld loon van een grafisch ontwerper,” zegt Vertriest.
Culturele toe-eigening
Per geleverd design krijgen de Karo 120 euro vergoeding, de prijs die hier ook aan een Belgische grafisch ontwerper wordt betaald, aldus Vertriest. Netjes betaald worden is een ding, maar hoe zit het met de zogenaamde culturele toe-eigening? Deze term duikt steeds vaker op in de creatieve wereld, en al zeker in de modesector. Het is de beweging waarbij culturele elementen van een minderheidscultuur verwerkt worden in of overgenomen worden door de dominante cultuur – zonder inspraak van die minderheidscultuur.
Zo wordt aan de typische Marokkaanse kaftans een Westerse touch gegeven, waarna ze verkocht worden als kledij ‘geïnspireerd door het Midden-Oosten’. Ook dreadlocks zijn een uiting van culturele toe-eigening geworden. Je kunt je afvragen hoe eerlijk en ethisch verantwoord het is om je specifieke uitingen van een minderheidscultuur toe te eigenen. Als er bovendien nog geld mee gemoeid is, is het zeker opletten geblazen.
Vertriest is duidelijk wat dat betreft: hij betaalt zijn werknemers een eerlijk loon. “Akaso is geen liefdadigheidswerk of – erger – neokolonialisme. Ik wil de Karo betrekken in het productieproces, het zijn volwaardige medewerkers.” Centraal bij Akaso staat het duurzame aspect – zowel op ecologisch vlak als op menselijk vlak.
De bedoeling is om op termijn uit te breiden naar andere Afrikaanse landen, om nieuwe creatievelingen aan te trekken, die met Vertriest in zee willen. “Afrika heeft het talent en wij in het Westen hebben de middelen. Een gezond balans behouden is belangrijk.”
© 2018 – StampMedia – Tahra Boutaleb