Met Black Panther: Wakanda Forever speelt een nieuwe Marvelfilm in de zalen en de grootste prestatie van deze prent is dat die er gekomen is. De plannen voor de sequel op het populaire Black Panther (2018) moesten immers noodgedwongen aangepast worden toen hoofdrolspeler Chadwick Boseman eind augustus 2020 overleed na een vier jaar durende strijd tegen darmkanker. Vrijwel meteen nam Marvel de beslissing om de rol niet te hercasten.
Geen nieuwe T’Challa dus, maar wel nog een sequel. Ook regisseur Ryan Coogler was in het ongewisse gehouden over de ziekte van Boseman, net als Kevin Feige en andere hoge bonzen bij Marvel. Er waren langetermijnplannen voor het personage Black Panther, maar het was niet anders: Coogler moest opnieuw naar de schrijftafel en er werd besloten om meer naar de leefwereld van de andere personages te gaan kijken in de sequel.
Dat het team achter Black Panther het zo heeft opgelost, is het mooiste aspect aan Wakanda Forever. Er hangt een sluier van afscheid en rouw om de film heen, maar tegelijkertijd gaat het verhaal onmiskenbaar vooruit. En dat is een prestatie.
De heerschappij over Wakanda wordt overgenomen door Ramonda (Angela Bassett) en dat is nodig, want de internationale gemeenschap aast op het vibranium, het krachtige gesteente dat tot nu toe enkel maar in Wakanda gedolven kon worden. In deze periode van internationale dreiging en overgang krijgt Wakanda ook te maken met een nieuwe vijand, want ook onderwaterkoning Namor (Tenoch Huerta) heeft plannen waarvoor hij vibranium nodig heeft: hij wil een einde maken aan de gehele bovenwereld en hoopt in Wakanda een bondgenoot te vinden om dat te realiseren.
Muisstil
In een knappe openingsscène zien we Shuri (Letitia Wright) wanhopige pogingen doen in haar lab om haar broer te redden. Haar broer die gezwegen had over zijn ziekte, zo verzucht ze. Wanneer het nieuws van zijn overlijden komt, is Shuri aan de grond genageld. Haar laatste hoop, de strohalm waar ze zich nog aan vasthield, is vervlogen. De vertrouwde Marvel-intro volgt, maar ziet er toch anders uit: het is muisstil en de intro is samengesteld uit stills van Boseman in het MCU. Het mooiste moment van de film hebben we dan reeds gehad.
Dat de dienaars van de schurk van dienst er uitzien alsof we te vroeg bij de Avatar-sequel waren beland, hielp echter niet om deze sequel het sérieux te geven dat hij verdiende. Dat Namor zelf een soort van Aquaman is evenmin. Dat het personage Shuri door het overlijden van Chadwick Boseman een grotere rol toebedeeld heeft gekregen dan aanvankelijk de bedoeling was, is dan weer wél een dingetje dat in het voordeel van de film speelt. Letitia Wright draagt de film schijnbaar moeiteloos en geeft de kijker nergens het gevoel dat ze een soort van tweede keuze was. Ook Danai Gurira, die Okoye speelt, blijft haar rol met een schijnbaar gemak invullen.
Wel is het jammer dat de dames in een te lange film spelen die, op een paar stevige actiescènes na, moeizaam op gang komt, te veel kabbelt en, in een lang middenstuk, zelfs indommelt. Het is natuurlijk een moeilijke evenwichtsoefening wanneer je bedenkt dat Wakanda Forever ook een afscheidsfilm wil zijn. En dat lukt. Eén van de mooiste scènes uit de lange zit van 160 minuten is er eentje waarin M’baku (Winston Duke) Shuri zegt dat ze zich niet mag opsluiten in haar lab. Maar voor Shuri is haar lab haar cocon, haar veilige omgeving, de plek van waaruit zij de wereld een betere plek wil maken. En de plek waar zij ook kan rouwen, gevoelens een plaats kan geven.
Knappe actiescènes
Daartegenover staan enkele knappe actiescènes: de wilde achtervolgingsscène met de FBI, het speergevecht op de brug. Maar hoe verder we de film in gaan hoe grootser, nietszeggender en bombastischer die scènes worden.
Het grote argument om de Black Panther-films vandaag nog verder te zetten is de culturele herkenbaarheid die ook de eerste film al met zich meebracht: Wakanda is een eerbetoon aan een grote groep mensen die al zo lang heeft moeten vechten voor hun plaats in de wereld en in de filmindustrie, en dat nog steeds moet doen. De erkenning kwam er binnen het MCU met Black Panther.
Het is dan ook fijn om te zien dat Black Panther: Wakanda Forever, net als in de vorige film, vooral gedragen wordt door een aantal jonge vrouwen van kleur. Shuri blijft net als in de eerste film voor de hoogtepunten zorgen, de introductie van Riri (Dominique Thorne) zorgt in deze film voor de lichte noot en de algehele esthetiek, kostuums, muziek en de kritische noten richting kolonisatie maken dat de Black Panther-films zeker nog hun nut hebben binnen het al te eenvormige MCU.
Einde van de vierde fase
Met Black Panther: Wakanda Forever komt de vierde fase van het MCU tot zijn conclusie, op de Guardians Of The Galaxy Holiday Special na, die er binnenkort nog aankomt op Disney+. Het was een rommelige fase, een rommeltje dat nooit echt zijn weg lijkt te hebben gevonden en die vooral matige films opgeleverd heeft. Van die films is Black Panther: Wakanda Forever nog één van de betere, al had het zeker ook beter kunnen en moeten zijn.
In fase vier leek er meer creativiteit te kruipen in de series op Disney+ en waren de films vaak, zoals véél films tegenwoordig, te lang. Dit jaar hebben we in de bioscoop regelmatig het gevoel gehad dat een extra cut in de montagecel een betere film opgeleverd zou hebben. Ook Black Panther: Wakanda Forever had het makkelijk met een halfuur minder kunnen doen. Fase vijf van het MCU zal overigens al van start gaan in februari van volgend jaar, met de release van Ant-Man And The Wasp: Quantumania. De speelduur van die film is nog niet bekend gemaakt.
Maar: alle lof voor Marvel dat ze de productie van deze aartsmoeilijke overgangsfilm tot een goed einde hebben kunnen brengen.
Score: 6/10