Heb jij je ooit al afgevraagd waarom we tongzoenen? Hoe langer je erover nadenkt, hoe absurder het wordt. Andermans speeksel vinden we vies, maar we hebben er geen probleem mee om met iemand te staan kussen alsof ons leven ervan afhangt. Hoe zit dat nu precies?
Tongzoenen komt voor in de meeste culturen, en dat is niet verbazingwekkend, zegt professor immunologie Fulvio D’Acquisto: we kiezen een evolutionair aantrekkelijke partner door te ruiken, te voelen en te kussen: drie gedragingen die gestuurd worden door onze emoties. Terwijl je kust, kan je de andere persoon veel gemakkelijker ruiken en proeven, waardoor je onbewust kan inschatten of hij/zij een goede partner zou zijn.
Op biochemisch vlak is vooral dat ruiken belangrijk: op die manier kan je lichaam inschatten of je mogelijke partner een soortgelijke biochemische samenstelling heeft of niet. Da’s relevant, want een kind van ouders met niet-gelijkaardige immuunsystemen zal beter tegen allerlei ziektes kunnen dan een kind van ouders met immuunsystemen die op elkaar lijken.
Opgeschorte walging
Allemaal goed en wel, maar je tong in iemands mond duwen is en blijft objectief gezien maar een beetje vreemd. Door het uitwisselen van speeksel kunnen infecties bijvoorbeeld erg gemakkelijk overgedragen worden van de ene naar de andere persoon, maar dat houdt ons blijkbaar niet tegen.
Je lichaam is nochtans gemaakt om je te beschermen tegen allerlei gevaren van buitenaf, dus waarom kunnen we dan in hemelsnaam speeksel uitwisselen (soms zelfs met wildvreemden) zonder dat ons lichaam er met een beschermingsreactie op reageert? Onderzoeken tonen aan dat gevoelens van opwinding die beschermingsreacties tijdelijk overtroeven, waardoor je gerust kan blijven muilen zonder bang te zijn om opeens te kokhalzen. Handig voor die volgende fuif!