Op 23 juni 2016 stemmen de Britten over hun terugtrekking uit de Europese Unie. Het is een moeilijk debat waarbij zowel de voorstanders als de tegenstanders het publiek afwisselend met doembeelden en utopieën in hun kamp proberen te lokken. In dergelijk geval ligt de waarheid, als die al bestaat, doorgaans ergens in het midden. Het zou nog eerlijker zijn om te zeggen dat men totaal geen idee heeft van wat de gevolgen zouden zijn. Deze bijdrage wil enige duiding brengen in deze belangrijke kwestie.
1. Kan het Verenigd Koninkrijk zich uit de Europese Unie terugtrekken?
Ja, deze mogelijkheid is voorzien in het EU-Verdrag. Een lidstaat die zich uit de EU wil terugtrekken, dient daartoe een verzoek in bij de Europese Raad. Vervolgens worden onderhandelingen opgestart die moeten leiden tot een akkoord over de terugtrekking.
De Verdragen houden vervolgens op toepassing te hebben op de datum zoals vastgelegd in het terugtrekkingsakkoord. De onderhandelingen kunnen echter niet eindeloos worden gerekt. Indien er twee jaar na het verzoek tot terugtrekking nog geen akkoord bestaat, houden de Verdragen automatisch op toepassing te hebben ten aanzien van het terugtrekkende land, tenzij unaniem anders wordt beslist. Een verzoek om uit te treden is zodoende verre van vrijblijvend.
2. Waarom wil het Verenigd Koninkrijk uit de Europese Unie stappen?
De officiële positie is niet dat het VK uit de EU wil stappen maar enkel in een hervormde EU wil blijven. Daartoe had de Britse premier Cameron een eisenbundel overgemaakt die vier thema’s bevatte, namelijk een duidelijk apart statuut voor EU-lidstaten die geen lid zijn van de Eurozone, meer competitiviteit, het VK ontslaan van de verplichting om te werken aan een ‘ever closer union’ alsook een grotere rol voor de nationale parlementen, en beperkingen aan het vrij verkeer van personen.
Na korte doch moeizame onderhandelingen is daaruit een akkoord gekomen tijdens de Europese Raad van 18-19 februari 2016, waarbij op alle punten tegemoetkomingen werden gedaan aan het VK. Zo zou het VK niet langer gebonden zijn door de ‘ever closer union’ bepaling en wordt de mogelijkheid geboden om beperkingen op te leggen aan het vrij verkeer van personen. Het is dit akkoord dat het onderwerp vormt van het referendum op 23 juni 2016.
3. Is met het akkoord het probleem van de baan?
Neen. Cameron heeft niet alle punten binnengehaald die hij wilde. Hoewel hij zelf van mening is dat dit een goede deal is voor het VK en hij dus campagne zal voeren tegen de Brexit, zal een groot aantal conservatieven campagne voeren voor de Brexit, waaronder ook een aantal ministers. Een grote fractie binnen de conservatieve partij kent immers een (haast) irrationele aversie tegenover de EU die niet kan worden getemperd met om het even welk akkoord.
Hun sleutelwoord is ‘soevereiniteit’ en staat zowel voor constitutionele overwegingen over democratische legitimiteit als het minder gesofisticeerde ‘wij willen alles zelf beslissen’, dat laatste veelal gesteund op het onterechte idee dat het VK nog steeds een wereldmacht is. Het zorgt in ieder geval voor een diepe verdeeldheid binnen de conservatieve partij.
Daarnaast bestaat het neen-kamp ook nog uit een grote groep van mensen die tegen immigratie zijn, en hopen dat met de terugtrekking uit de EU ook alle Poolse loodgieters op een vliegtuig richting Warschau kunnen worden gezet. Ook voor hen maakt een akkoord niet uit, tenzij het een akkoord zou zijn dat alles zou ontkennen waarvoor de EU staat.
4. Hoe sterk is het Brexit-kamp?
Uit de opiniepeilingen blijkt dat het verschil tussen het Brexit-kamp en het Bremain-kamp zeer nipt is. De officiële campagne moet echter nog beginnen en daarbij kunnen de campagneregels een interessante rol spelen. Volgens die regels wordt voor ieder kamp een officiële campagnegroep uitgekozen, die kan beschikken over belastinggeld alsook de toelating om een hoog maximumbedrag aan campagnemiddelen te spenderen. Terwijl het Bremain-kamp relatief onverdeeld is, bestaat het Brexit-kamp echter uit twee grote fracties.
Langs de ene kant is er de campagne die soevereiniteit als kernwoord heeft, en waarvan de Londense burgemeester Boris Johnson sinds kort het bekendste gezicht is. Langs de andere kant is er de campagne die wordt gekenmerkt door een sterke anti-immigratieovertuiging, en waarvan Nigel Farrage waarschijnlijk de meest prominente figuur is. Beide kampen zoeken toenadering maar het is nog maar de vraag of zij tijdig kunnen samensmelten tot één campagne. Indien dit niet zou gebeuren, moet de Kiescommissie een keuze maken.
Wanneer dan de campagne van Farrage en consorten zou worden gekozen, wordt het riskant voor prominente figuren om zich te associëren met de Brexit-campagne aangezien zij dan ook met UKIP zullen worden geassocieerd. De steun van prominente figuren is echter van groot belang om kiezers te overtuigen. De onenigheid in het Brexit-kamp kan dus nog een belangrijke impact hebben op het uiteindelijke resultaat.
5. Wat met een Verenigd Koninkrijk buiten de EU?
Zoals altijd is het koffiedik kijken wat de uiteindelijke impact betreft. De ene kant minimaliseert de gevolgen; de andere kant maximaliseert de gevolgen. Wat wel zeker is, is dat een nieuw akkoord zal moeten worden onderhandeld met de EU. De EU is immers de grootste handelspartner van het VK.
Zonder nieuw akkoord tussen het VK en de EU betekent een Brexit dat Britse bedrijven en goederen moeilijk toegang zullen krijgen tot de Europese markt, wat rampzalige gevolgen zou hebben voor de Britse economie. Aan dergelijk akkoord zullen echter voorwaarden worden verbonden: producten zullen aan bepaalde kwaliteitsvereisten moeten voldoen, de EU zal de competitieve positie van haar bedrijven willen beschermen tegen concurrentie door Britse bedrijven, etc. Als gevolg hiervan zal het VK door heel wat regels gebonden zijn die werden onderhandeld met de EU. Bovendien moet men zich daarbij de vraag stellen wie de sterkste onderhandelingspositie heeft: een markt van 65 miljoen inwoners of een markt van 440 miljoen inwoners?
De roep om meer soevereiniteit zou wel eens tot minder soevereiniteit kunnen leiden. De vaak voorkomende suggestie om dan maar lid te worden van de EFTA, de Europese Vrijhandelsassociatie, lijkt in dat opzicht helemaal tegenstrijdig. Net zoals dit voor Noorwegen, Liechtenstein, IJsland en Zwitserland het geval is, zal het VK dan gebonden zijn door marktregels uitgevaardigd door de EU, maar zonder dat zij hierin inspraak hebben. Die landen zijn daar om een of andere manier best tevreden mee. Het zijn echter net die regels waarover het Brexit-kamp zelf willen beslissen. Wat betreft de munt, belastingen, immigratie (behoudens vrij verkeer), justitie, strafrecht en het buitenlands beleid, is het VK immers nog quasi soeverein ten opzichte van de EU, en zal een Brexit dus niet veel veranderen.
Het toont in ieder geval nogmaals het vaak irrationele karakter van het debat aan. Daarnaast lijkt ook de internationale positie van het VK in het gedrang te komen. Zo hebben de Verenigde Staten al laten weten dat zij geen interesse hebben in handelsakkoorden met individuele staten. Dit zou onder meer kunnen betekenen dat het hoogste Amerikaanse importtarief op Britse goederen van toepassing wordt, wat een gevoelige verzwakking van de concurrentiepositie van Britse bedrijven zou betekenen, mogelijks in het voordeel van EU-bedrijven.
Hoewel het in de praktijk waarschijnlijk niet zo’n vaart zal lopen, toont het aan dat een Brexit niet enkel Europese consequenties zal hebben. Tenslotte zal ook het vraagstuk van de Schotse onafhankelijkheid weer op tafel komen. De Schotten zien de EU immers als een instrument om onafhankelijk te kunnen opereren van Westminster. Indien de EU zou wegvallen, bestaat de mogelijkheid dat Schotland de voorkeur zal geven aan EU-lidmaatschap, en dus de onafhankelijkheid. De desintegratie van de EU kan dus ook wel eens de desintegratie van het VK tot gevolg hebben.
6. Wat zijn de gevolgen voor de EU?
Uiteraard staat er ook voor de EU veel op het spel. Het VK is één van de belangrijkste economieën binnen de EU, heeft een uitgebreid diplomatiek netwerk waarvan ook de EU profiteert, en zorgt voor de noodzakelijke kritische noot ten aanzien van EU-beleidsinitiatieven. Meer EU is immers niet altijd de beste oplossing, iets wat door zogenaamde ‘Eurofiele’ landen en bepaalde Europese beleidsmakers al eens wordt vergeten.
Iemand die stokken in de wielen steekt, is in dat opzicht eerder een aanwinst dan een verlies. Bovendien zou een Brexit andere lidstaten die ontevreden zijn over de werking van de EU op ideeën kunnen brengen, niet in het minst in Centraal en Oost-Europa. Er bestaat dus een risico op een neerwaartse spiraal, die zou kunnen leiden tot een desintegratie van de EU. In dat geval is zelfs de mogelijkheid niet uitgesloten dat we terugkeren naar de situatie van voor 1989, waarin belangrijke landen van Centraal en Oost-Europa terug onder een Russische invloedsfeer komen. Bepaalde machthebbers flirten immers openlijk met Rusland dezer dagen. Genoeg stof tot discussie dus.