De derde plaat van Birds That Change Colour, ‘Nova Albion’, laat de groep voor het eerst horen zoals ze ook live klinken

Wie dieper afdaalt in de Belgische muzikale scene dan Studio Brussel doorgaans doet komt ergens onderweg Birds That Change Colour tegen. Dat is de band rond Koen Kohlbacher die net een derde album uitheeft. Juicy Lucy vliegt dezer dagen al eens voorbij op Radio 1, een nummer dat de sound van het nieuwe album goed weergeeft. Daarop leunen ze meer dan ooit tevoren bij hun live sound aan, wat concreet zoveel wil zeggen als: de gitaren voeren de boventoon.

In een gesprek over het nieuwe album ‘Nova Albion’ hebben we het onder andere over Jack Kerouac, Jethro Tull en de nostalgie van cassettes maar beginnen doen we bij het begin en dus vragen we koen: Nova Albion, die titel, wat is dat nu precies?

Koen Kohlbacher: Het is een stuk van de Noord-Amerikaanse westkust dat zijn naam in 1579 gekregen heeft van een zekere Sir Francis Drake. Twee jaar geleden hebben we met de familie een reis gemaakt door Californië, waar ik familie heb wonen. Ik ben op die rondreis heel erg verliefd geworden op Big Sur, maar we zijn toen ook Nova Albion gekruist. Dat is geen exacte plaats, geen dorp of stad kan die naam kan claimen.

En waarom moest dat nu de titel van onze plaat worden? Dimitri (Vossen) en ik speelden met het idee om onze plaat de naam van een soort land te geven waar wij met Birds zouden kunnen zitten, wonen of naartoe zouden kunnen varen. We waren op zoek naar een soort van eigen mythologie en ik wilde het niet te sprookjesachtig maken. Ik keek op een oude schatkaart – (herpakt zich) Schatkaart, hoor mij nu. Zo kinderachtig ben ik. (lacht) – Een oude landkaart dus en daar stond Nova Albion op aangeduid en ik wist meteen: dat is het.

Een schatkaart klinkt wel veel leuker! Is Big Sur, het nummer, een verwijzing naar de streek of naar het boek van Jack Kerouac waarin hij schrijft over zijn alcohol- en drugsverslaving ten gevolge van het overdonderende succes van On The Road?

Kohlbacher: Ik ben sowieso een grote fan van Kerouac, maar op Big Sur ben ik echt verliefd omdat het zo’n eerlijk boek is. Kerouac kleedt zich daar uit, is zo kwetsbaar en het is heel mooi om te lezen, maar ook heel erg pijnlijk. En eigenlijk gaat het boek ook meer over het trachten te ontsnappen aan de verslaving dan over de verslaving zelf en over het ontsnappen aan de hippiecultuur en alle hipsters die hem achterna hollen: hij vindt dat maar niks. Hij zoekt rust in de natuur, in het boeddhisme en het katholicisme. Het gaat over het gevecht van het voortdurend van het ene uiterste naar het andere gezwierd worden. En dat verlangen naar rust, dat herken ik wel.

Jij woont ook in de stad. Ga je regelmatig de natuur opzoeken?

Kohlbacher: Ja, maar niet genoeg. Als kind heb ik heel veel in de natuur gezeten, dat verminderde toen ik student werd en sinds ik – sinds 2000, 2001 – in Antwerpen woon is dat nog minder. Maar ik ga wel regelmatig naar de Ardennen om te wandelen, bijvoorbeeld. Ik ben wel nog altijd veel bezig met natuur, ik geef onder andere ook natuureducatie aan kinderen.

Naar de kringloopwinkel

Daar gaat de plaat ook voor een stuk over. Over kennis die verdwijnt. In Born Old zing je zelfs “I was born old.” Voel je je passen in deze tijd?

Kohlbacher: Ik kan niet anders dan ja antwoorden omdat het anders heel triest met me gesteld zou zijn. Ik ben erg gelukkig met mijn kinderen en mijn gezin en met mijn vrienden. Ik ben gelukkig als mens, maar het is wel zo dat ik een erg melancholisch mens ben die altijd wel iets met zich lijkt mee te dragen op zijn schouders. Ik hunker heel erg naar de tijd die al geweest is en dan spreek ik van zelfs eeuwen voor mijn eigen bestaan. Ik kan me wentelen in geschiedenis en naar de verbondenheid tussen mens en natuur zoals die er vroeger was hunkeren.

Ik heb dat trouwens niet uitgevonden, “I was born old.” Mensen zeiden dat regelmatig tegen mij, “Koen, ge bent ne oude ziel, man.” En ik ben dan misschien wel een oude ziel, maar ik ben wel vastbesloten om als een jonge geest te sterven, in een vrijheid van alle beslommeringen.

Het clipje van Ridin’ is opgenomen in de Cinema National in Borgerhout, een zaal in de Lange Beeldenkensstraat waarvan amper iemand nog wist dat ze bestond en die binnenkort heropend wordt. Is dat ook weer het opzoeken van die geschiedenis?

Kohlbacher: Niet meteen, we hebben die locatie veeleer gevonden. Het is op ons pad gesmeten, eigenlijk. Iemand zei me gewoon eens van “Die cinema zou bij jullie passen” en effectief: het past bij ons. Toen was het nog een stoffige boel, maar ondertussen worden er alweer rondleidingen gegeven en binnenkort heropent hij.

Noem eens een gebruik of voorwerp dat je je herinnert van vroeger, maar dat helaas verdwenen is. En een nieuw gebruik of voorwerp dat je zou willen verwensen.

Kohlbacher: Wat ik heel charmant vond is het cassettebandje. Ik heb vorig jaar mijn oude kamer bij mijn ouders opgeruimd en toen heb ik dozen vol oude cassettes gevonden. Ik was heel nauwgezet met het rangschikken: welke artiest hoort naast welke? Van bovenaanzicht kon je dan ook zien welke cassette het was en ik schilderde en tekende die hoesjes dan ook zelf. ‘Harvest’ van Neil Young bijvoorbeeld. Dan plooide ik een karton in een soortgelijke kleur en dan tekende ik de hoes over. De mooiste exemplaren heb ik bewaard. Ik herinner me zelfs de dagen dat ik eigenlijk aan het studeren moest zijn, maar die liever spendeerde aan het heel netjes overschrijven van de titels. (lacht)

Mis ik dat? Niet echt. Maar ik mis wel een cassetterecorder. Ik heb zelfs nog een stapel cassettes met eigen opnames, nog van voor er sprake was van Birds. Ik zou er graag nog eens naar luisteren, maar momenteel kan ik het niet meer. Ik zou eens dringend een kringloopwinkel moeten binnenwandelen.

Anderhalve dag opnames

Er staan verschillende nummers op de plaat van om en bij de zes minuten. Gimme Spark bijvoorbeeld volgt niet de gebruikelijke structuur van een nummer, maar dendert verschillende richtingen uit. Maar ook Death Wish In The Afterlife legt zich in het midden even stil alvorens de gitaar te laten losbarsten. Dat gebeurt nu meer op de vorige platen. Hoe ontwikkelt zo’n nummer zich? Wat is de kiem? Wanneer weet je dat het klaar is?

Kohlbacher: De songs ontwikkelen zich in een eerste fase gewoon bij mij thuis. Ik schrijf de songs in een bepaalde structuur, maar Gimme Spark bijvoorbeeld is op een andere manier ontstaan. Ik had de strofes, de tekst en het refrein en verder stond het nummer nog helemaal open. Er is geen enkel nummer waar we langer aan gewerkt hebben om alleen nog maar de structuur vast te leggen. De tekst is heel kort waardoor er nog heel veel in te vullen was. We hebben vaak met verschillende mogelijkheden gespeeld en hebben het nummer dan weer weggelegd.

Anderhalf jaar geleden is er een versie opgenomen met een hele lange intro van drie of vier minuten. Micky Peeters speelde toen elektrische piano en Niels (Hendrix) haalde dat toen door een echomachine. Precies het geluid van een crèmekar die dichterbij kwam en weer wegreed. Dat hebben we behouden, al is de intro nu korter. Daarna hebben we nog geschaafd aan de solo’s en dat is vooral de verdienste van Dimitri en Niels. En Dave Schroyen (drummer) is dan afgekomen met het sambaritme. En dat is het unieke aan een band: dat je samen bouwt aan een nummer. En dat is het nieuwe voor ons aan deze plaat: het is een bandplaat De songs worden aan de band gegeven en dan ontstaat er toch weer iets nieuw.

Er staan wel wat solo’s op deze plaat, hé. Heb je zelf een favoriet als je de muziekgeschiedenis overschouwt?

Kohlbacher: Er zijn er wel een paar, ja. Ik denk nu meteen aan Sympathy For The Devil, Keith Richards. It Might Just Be A One Shot Deal van Frank Zappa ook. Dat nummer bestaat voornamelijk uit een solo, vind ik ook geweldig. De solo op Taxman van The Beatles. En naar het schijnt zou het Paul McCartney zijn die die solo heeft ingespeeld, wat ik wel straf vind.

Jullie nemen zelf nog steeds live in de studio op. Dat is toch nog veel meer het gevoel van “Het moet hier en nu gebeuren.” Maakt het proces spannender. Echter.

Kohlbacher: Het moest vooral hier en nu gebeuren omdat dat voor ons de enige juiste manier leek. Er is geen andere manier om dat gevoel over te brengen. We zijn een gevoelsband met gevoelsmensen. We beleven onze muziek, denken er niet te hard over na. Als we de klank die we live brengen op een beetje een geloofwaardige manier willen evenaren, dan moeten we live gaan spelen. Veel mensen horen ons liever live bezig dan op plaat omdat we daar ook nog heviger gaan.

Het draagt ook bij aan de sfeer, dat live opnemen, maar dat zijn neveneffecten. Het moment is belangrijk. Op anderhalve dag hebben we al onze opnames gedaan. Nadien kwamen er overdubs – minimaal wel – en er zijn gastmuzikanten bijgehaald, maar de basis lag er op anderhalve dag. Daar moet je dus veel voor repeteren.

Stefaan Beeckaert

Klopt het dat ik een dwarsfluit heb gehoord op The Song Is You, alsof Jethro Tull nooit weggeweest is.

Kohlbacher: Ja. En ook op Death Wish In The Afterlife, in het middenstuk. Ik hou van dwarsfluit en ook heel erg van Jethro Tull. Eén van mijn lievelingsbands. Ian Anderson kan weinig fout doen voor mij. Ik vind ook wel dat hij foutere dingen gemaakt heeft, maar heel veel bands en artiesten waar ik grote fan van ben verliezen het wel ergens onderweg, om dan later wel weer hun weg terug te vinden.

Ik heb ooit op een platenbeurs in Nederlands Limburg een prachtexemplaar gevonden van ‘Thick As A Brick’ van Jethro Tull, mijn lievelingsplaat van hen. Die zit in een mooie krantenhoes. Die kostte toen vrij veel geld, 400 frank, maar ik koester die plaat nog steeds. Een heel belangrijke plaat in mijn platenkast.

Muziek heeft me altijd geraakt. Ik ben als kleuter opgegroeid met Oostenrijkse volksmuziek en ik luister dat nu misschien wel minder, maar het raakt me nog wel steeds. Ik word er melancholisch en emotioneel van dus ik moet de momenten waarop ik daar naar grijp goed uitkiezen. Dat was de eerste muziek die ik mij herinner. En verder, door mijn ouders: Simon & Garfunkel, Donovan en The Beatles uiteraard, toen ik acht of negen jaar was. The Beatles vaagden eigenlijk al het vorige uit. Moest ik in God geloven, ik zou op mijn knieën vallen voor The Beatles. Eén van de mooiste dingen die in de mensheid gebeurd zijn.

Onder een boom gaan zitten en mediteren

In The Middle Of Our Lifetime wil ik ook nog aanhalen, één van de rustpunten op de plaat. Ik zit zelf nu in die fase: je jeugd is voorbij. Je leven is zowat gezet. Je werkt al een aantal jaren. En dan wordt verwacht dat je een jaar of 30 je leven zal blijven leiden tot je dan vanaf je 65e richting uitgang mag beginnen sukkelen. Maar heel dat middenstuk, dat is zo’n heel vaag onbevattelijk stuk waar geen richtingaanwijzers voor bestaan.

Kohlbacher: Ik zie het als een plicht om bij te blijven leren. Zelfontplooiing en zelfontwikkeling, dat is het stuk dat zo belangrijk is in die middenfase. Dat doe ik door veel te lezen. Door te luisteren naar mensen en door het stil te maken van tijd tot tijd. Onder een boom gaan zitten en mediteren. Af en toe alleen weggaan, daar leer je heel veel van bij. Dat zijn dingen waar je tijd voor moet maken en net daar wringt het schoentje. Het stemt me soms droef om te beseffen dat ik nooit meer alle boeken die ik op dit moment in huis heb nog zal kunnen lezen. Het zijn er gewoon te veel en er komen er alleen maar bij.

Bij de platen is het niet anders. Er is een gigantische overvloed aan muziek. Hoe moeilijk is het om als klein groepje dat ook nog eens een plaat in eigen beheer uitbrengt om aandacht te krijgen voor je plaat in een wereld die steeds sneller draait en waarin de nieuwe releases over elkaar struikelen?

Kohlbacher: Wij moeten een zo goed mogelijke plaat maken en daarna kunnen we alleen maar ons uiterste best doen om die naar een publiek te brengen. Het gaat om de muziek, maar eens die muziek er is betrap ik mezelf erop dat ik toch weer heel graag op de radio gespeeld wil worden. Omdat dat toch nog altijd de manier bij uitstek is om mensen kennis te laten maken met onze muziek. Ik ben ook van een generatie waar de radio nog wel belangrijk was en bij jongeren is dat minder.

Ik heb zelf gemerkt dat ik meer begon te genieten van de plaat naarmate ik ze vaker had gehoord. “Een groeiplaat” noemen ze dat dan. Alleen krijgen platen nu nog maar zelden de tijd en de ruimte om te groeien.

Kohlbacher: Er is ook geen tijd meer om ‘gewoon’ nog te wachten aan een schoolpoort. Dan moeten we toch de updates op onze smartphone weer eens even checken. Een plaat opleggen en gewoon naar die muziek luisteren en die hoes eens vast te nemen: dat is een serieuze opgave geworden. Ook voor mij, trouwens. Ik heb kinderen. Er moet gekookt geworden. De kinderen moeten van school gehaald worden en er is altijd wel iets te doen in huis. Maar we kunnen niet meer in het moment leven. Het kost heel veel tijd om een plaat te maken, dan apprecieer je het echt wel wanneer je merkt dat mensen af en toe toch nog die tijd nemen om een plaat te beluisteren en echt appreciëren.

“I’m unhappy with everything/still learning to be happy with nothing/but it takes time” zing je in Born Old. Zit hier een tevreden man voor mij?

Kohlbacher: Het is een leerproces dat allicht een leven lang zal blijven duren. Maar ik durf wel te zeggen dat hier een tevreden man zit, ja.

Op dinsdag 13/11 speelt Birds That Change Colour het voorprogramma van The Sheepdogs in de Muziekodroom in Hasselt. Tickets zijn hier te verkrijgen.

Stefaan Beeckaert
Meer
Lees meer...