De Graspop Metal Meeting biedt dit jaar veel afwisseling, en dat is op de eerste volledige festivaldag niet anders. Zowat alle genres komen aan bod, van bluesy hardrock tot black metal, van grungy rock tot brute deathmetal. De afwisseling uit zich ook visueel: sommige bands, zoals Opeth, moeten het enkel hebben van hun muziek, andere, zoals Watain, brengen een uitgebreide show mee. En knakkers zoals Steel Panther zijn nog een klasse apart, want ze slagen erin een hoop blote borsten te laten verschijnen tijdens een maf en memorabel optreden. Droog blijft het niet, maar al bij al vallen de buien goed mee.
Na de sterke openingsacts laat Seether na de middag een moderne, op grunge geschoolde metal op de wei los. De handjes gaan vlotjes op elkaar onder het voorzichtig stralende zonnetje. Echte hits scoorden ze hier nooit, maar ‘Broken’, vandaag zonder Amy lee van Evanescance, en ‘Fake It’ gaan er altijd in als zoete koek. Niet meteen een hoogtepunt maar een heel aangenaam arriveren voor een boel metalheads.
In de Metal Dome speelt Miss May I een ziedende set met een inventieve mix van hardcore punk en thrashy riffs, in goede banen geleid door een fors schreeuwende Levi Benton, terwijl ook de harmonieuze vocalen niet ontbreken. Melodieuze metalcore, het slaat als een tang op een varken, maar deze band bewijst dat het perfect mogelijk is. De groep krijgt ook de eerste massale circle pit. De polonaise op z’n ‘metals’, succes verzekerd.
Het meeste lawaai
“Wij gaan dit weekend het meeste lawaai maken.” Zo begint de zanger van Napalm Death zijn set vandaag in de Marquee: geen intro, loeiend harde feedback en grindcore waarbij de nadruk op ‘grind’ ligt. Napalm Death brengt de snelste metal die je voor mogelijk kan houden en slaagt erin om bij vrij hoge temperaturen het publiek op te hitsen en zo de moshpit nooit te laten stilvallen. Misschien is een set van 50 minuten ietsje te lang, want na een groot halfuur is de band al vrij uitgeteld en heeft het publiek er op het einde meer zin in dan de band zelf.
Op de Jupiler Stage lokt Huntress behoorlijk wat volk, niet het minst dankzij zangeres Jill Janus (foto boven). Hoeveel en welke octaven die dame allemaal haalt, hebben we niet meteen kunnen meten, maar dat ze een indrukwekkende strot heeft, valt niet te ontkennen. Helaas kunnen we het predicaat ‘indrukwekkend’ niet meteen op haar band en de kwaliteit van de nummers plakken. De ‘hottest new act’, zoals de pers een paar jaar terug Huntress omschreef, is een doorsnee metalact die drijft op een mix van knalharde drums en zware gitaarriffs, hier en daar doorspekt met gierende solo’s, maar echt beklijven doet dit niet. Een leuk intermezzo op een zonnige namiddag, dat wel, maar haal de behoorlijk brutale zangeres weg en er rest weinig meer dan een goedbedoelde gimmick.
Op Mainstage 2 speelt Annihilator straf genoeg vervolgens zijn allereerste optreden in Dessel. Gitarist/zanger – in die volgorde – Jeff Waters zegt alleszins dat ie het geweldig vindt, en laat dat ook zien. De Canadese thrashformatie heeft er duidelijk zin in en voor de immer sympathieke Waters kan er wel af en toe een lolletje af met het publiek. Annihilator speelt een ontzettend strakke set met oud en nieuw materiaal en uiteraard… Alison Hell! Wel jammer dat stevige windstoten het geluid soms een oorveeg geven.
Spoken, muizen en neerslachtigheid
Op de andere Mainstage brengen Papa Emeritus II en zijn Nameless Ghouls van Ghost een schitterende set waarbij het publiek uit hun hand eet. De rook en de wind zorgt voor wat extra mysterie en de sfeer zit er goed in. Afsluiter Monstrance Clock tovert de weide om in een waar meezinggebeuren en Papa Emeritus II ziet dat het goed is.
Tegelijk pakt Of Mice and Men de Metal Dome moeiteloos in met onder de arm ‘Restoring Force’, de plaat die eerder dit jaar verscheen. Amper vijfenveertig minuten later neemt frontman Austin Carlile dankbaar afscheid.
Triptykon brengt zoals verwacht veruit de meest depressieve set van de dag. Het optreden loopt echter dermate vlot, dat er op de duur toch even een (haast angstaanjagende) grijns op het gezicht van de immer neerslachtige frontman Tom Warrior te zien is. Opvallend is dat de set geen nummers van Celtic Frost bevat, wat fans van het eerste uur wel wat teleurstelt, maar we zelf een goed teken aan de wand vinden. Tenslotte heeft Triptykon inmiddels een reputatie opgebouwd om u tegen te zeggen, ook live, en ze hebben dan zelf ook het gevoel dat hun fans volwassen genoeg zijn om niet gepamperd te worden. Mooi voorbeeld van een band die wat ons betreft nog jàààren de toon mee mag blijven aangeven.
Nationale vlaggen
Als je rond deze tijd van het jaar als band het podium betreedt met een Belgische vlag, dan draagt de helft van het publiek je al op handen: goed gezien van Bless The Fall! De groep overtuigt de andere helft dankzij de heel straffe stem van de zanger en de dosis entertainment op het podium. Dat enthousiasme slaat duidelijk over op het publiek dat de laatste tien minuten massaal het podium bestormt. Stress voor de security, maar een feestje voor ogen en oren.
Een nationale vlag zien we ook bij Sepultura, weliswaar in de gedaante van een shirt bij gitarist Andreas Kisser. Sepultura, ooit het boegbeeld van de Braziliaanse metal, is vandaag de dag eigenlijk een beetje een schim van wat het ooit was. Vooral een totaal andere band. Eentje die zeker nog van wanten weet en met zijn recentste songs, vooral live, nog altijd ijzersterk uit de hoek komt. Maar een weide echt inpakken, dat zit er anno 2014 niet meer in. Vooral omdat ze een soort van karaoke-act worden eens de echte classics, zoals ‘Roots Bloody Roots’, ‘Refuse/Resist’ en ‘Arise’ langskomen.
Gelukkig kunnen we op Graspop ook nog verrast worden. Met ‘late night bluesrock’ met een flinke scheut Jimi Hendrix bijvoorbeeld, want beter kunnen we Walking Papers, met onder meer Duff McKagan (ex-Guns N’ Roses), niet omschrijven. Misschien niet de meest voor de hand liggende band om op een Graspop-podium te zetten, maar jongens, wat een concert! Hoewel amper een paar honderd mensen in de Metal Dome het concert – met open mond, overigens – volgen, creëren de Amerikaanse klasbakken een heerlijk broeierige sfeer om u tegen te zeggen. Pure klasse.
Candlemass heeft de ondankbare taak te spelen wanneer het grote publiek zich opwarmt voor de show van Steel Panther op Mainstage 1. De Marquee blijft in het begin van de set dan ook akelig leeg. De doomlegendes laten het evenwel niet aan hun hart komen en pakken uit met een strakke set, waarbij er weinig tot geen plaats gelaten wordt voor tierlantijntjes.
Boobies!
Het wordt voor het eerst een beetje vochtig wanneer Steel Panther het podium opkomt. Gelukkig blijven de plensbuien nog uit maar de hoeveelheid regen is net genoeg om de witte topjes van de dames plots ietsje transparanter te maken. Waarom zeggen we dit? Iedereen die de band uit Hollywood kent weet natuurlijk dat er bij een Steel Panther-concert altijd kans is op minstens een paar boezems en dat was vandaag niet anders. Op de simpele vraag van Michael Starr en co gaan een heleboel bh’s omhoog, en de olijke vetzakken slagen er zelfs in twee meisjes op het podium elkaar te laten kussen. Daarnaast zou je bijna nog vergeten dat ze pure heavy metal komen spelen en dat doen ze opnieuw heel professioneel, met de nodige humor. Hitjes als Glory Hole, Asian Hooker en natuurlijk Death To All But Metal worden warm onthaald door het massaal opgedaagde publiek. Een ding is zeker: Steel Panther krijgt de prijs voor sfeerbrenger van de dag.
De Amerikaanse rockers van Buckcherry spelen tegelijk een soort van ‘best of’, aangevuld met nummers uit het recent verschenen ‘Confessions’. Opvallend is dat de recente nummers een stuk zwaarder klinken dan het oudere werk, maar toch blijken de oudere songs zoals ‘Crazy Bitch’ en het live prijsbeest ‘Sorry’ nog steeds voor de meeste respons te zorgen.
In de Metal Dome brengen de Britten van Orange Goblin een mix van vette stonerrock en loodzware metal die zo perfect is dat je niet anders kan dan glimlachen wanneer je hen in actie ziet. Dat is ook duidelijk merkbaar in de volgelopen Metal Dome.
Regen
Op Mainstage 2 laat ‘metal queen’ Doro haar stem over de weide knallen. Afsluiters ‘All We Are’ en de Judas Priest-cover ‘Breaking The Law’ zijn absolute hoogtepunten uit de set. Of het een iets met het ander te maken hebben laten we in het midden, maar feit is wel dat tijdens de laatste twee songs van Doro’s set de hemelsluizen definitief open gaan.
Watain doet daar zijn voordeel mee, want heel wat mensen gaan schuilen voor de regen in de Marquee, die voordien toch maar mager gevuld was. Watain live is alleszins geen concert, maar een ritueel. Bij aanvang komt frontman Erik met een fakkel de satansmis in gang zetten, waarna de hele show door pyrotechnics en duistere rituelen baadt in een gitzwarte sfeer. Watain is echter verre van een gimmick, want muzikaal behoren ze in alle opzichten tot de top van de black metal. Live willen ze al wel eens richting ‘gecontroleerde chaos’ neigen, zoals we dat ook van Mayhem kennen, maar Watain integreert er wel pakkende melodieën in. ‘Reaping Death’ is natuurlijk pure duivelse waanzin, maar de manier waarop ze met het enorm epische ‘The Wild Hunt’ hulde lijken te brengen aan Bathory, bezorgt ons kippenvel en maakt je warm en koud tegelijk. De controverse zal deze extreme band wellicht altijd achtervolgen (maar willen ze wel anders?), niemand kan tegenspreken dat ze ook maar iemand onbewogen laten. Hun fakkels stinken trouwens wel behoorlijk.
Trends komen en gaan, maar Slayer blijft Slayer
Een heel ander geluid laat Emmure horen op de Jupiler Stage. De groovy drumpartijen, logge gitaren die bij momenten vlijmscherp klinken en de unieke stem van zanger Franky Palmeri toveren de ruimte voor het podium om in een heus slagveld. Voornamelijk de erg jonge drummer verbaast met zijn puik drumwerk. Probeert de zanger bovendien een nieuwe trend te zetten door een legging en camoshort te combineren? Dat zullen we binnen enkele weken weten.
Los van alle trends zijn er nog zekerheden. Slayer zal bijvoorbeeld altijd Slayer blijven, wie er ook tweede gitaar speelt of achter de drumkit plaatsneemt. Slayer komt, ziet en walst nogmaals over de Desselse weide. Te beginnen met nieuwer werk als ‘Hate Worldwide’ om daarna een eerder verrassende stap in het verleden te zetten met ‘Necrophiliac’ en ‘Captor Of Sin’. Ondertussen staan de hemelsluizen open maar daar laat de doorgewinterde Slayer-fan zich niet door doen. Slayer doet wat een band met hun status moet doen, ook op zo’n moment. Grasduinen in zijn rijke catalogus en zo nu en dan vergeten parels boven halen zoals die twee songs om nadien ook classics als ‘Dead Skin Mask’ en ‘South Of Heaven’ niet te vergeten. Uiteraard is een Slayer-show niet compleet zonder ‘Angel Of Death’ en daarmee is alles gezegd en geschreven. Slayer blijft, terecht, de nummer twee van The Big 4.
Het tij kan echter snel keren. Bij Unida zien we bijvoorbeeld het boegbeeld van de stonerrock, John Garcia. Hij kwijt zich behoorlijk van zijn taak, maar de nummers die Unida ondertussen 15 jaar geleden op de enige officiële plaat ‘Coping With The Urban Coyote’ neerpootte, klinken vandaag op zijn minst gezegd oubollig. Nu is er niets mis met het spelen van oude nummers, maar als de band zelf op geen enkel ogenblik weet te overtuigen, dan weet een mens dat dit een concert is dat we best zo snel mogelijk vergeten. Dat vindt ook het publiek, dat snel andere oorden opzoekt en liever geniet van andere, en veel betere, bands die deze eerste dag wél de moeite waard maken.
Kerels die muziek spelen
Buiten is het nat, maar Opeth-frontman Mikael Âkerfeldt is weer zijn droge zelf. De band laat even op zich wachten, maar dat is snel vergeten. Opener ‘The Devil’s Orchard’ zet meteen de toon, waarmee Âkerfeldt onrechtstreeks al aangeeft aan de fans dat ze zich mochten verwachten aan een pure auditieve verwennerij in de beste Opeth-traditie. “Bedankt om te komen”, zegt Âkerfeldt onder meer. “Ik weet dat we niets anders te bieden hebben dan vijf kerels die muziek spelen”. Maar hoe ze dat doen, is pure klasse, met hun mix van progressieve metal met invloeden uit de folk, blues, jazz en zelfs klassieke muziek. Toegegeven, de composities van Opeth vallen niet bij iedereen in de smaak en frontman Âkerfeldt beweegt inderdaad amper, maar wie de metal van deze Zweden weet te waarderen, weet ook meteen dat de band een puik concert speelt. Âkerfeldt toont ons nog de drie manieren om respons te krijgen van metalheads: je ‘horens’ uitsteken, “ow yeah?” roepen of “hell yeah?” schreeuwen. Zalige vent.
Âkerfeldt hoort in de verte ook Behemoth van jetje geven op het hoofdpodium. De zon is nog niet onder, maar Behemoth hult alles in duisternis. Eén van de hoogtepunten van hun set is ‘Conquer All’ en dat is precies wat ze doen. Klassiekers als ‘Christians To The Lions’ en het militant stampende ‘Song For Eschaton 2000’ blazen iedereen omver. Sinds hun frontman Nergal van leukemie is hersteld, lijkt hij nog eens zo hongerig naar het leven én zijn muziek. Zo strak en gefocust zie je bands zelden… Zelfs de zon blijkt overtuigd en hult na de regen publiek en podium in een apocalyptisch rode schijn tijdens afsluiter ‘Oh Father, Oh Satan, Oh Sun’. Machtig! Wie doet hen dit nog na dit weekend?!
Morgen lees je alles over afsluiters Avenged Sevenfold en Sabaton.
Met bijdragen van Stef Maes, Niels Desmedt, Steven Verhoeven, Nick Tronckoe, Geert Struyven en Wim Vander Haegen.