De politiek slaagt er niet in om een akkoord te bereiken over het eigen pensioen. Alle partijen zeggen die pensioensleeftijd te willen verhogen, want nu ligt ze voor 2/3 van de parlementsleden op amper 55 jaar. Maar een vergadering tussen de verschillende parlementsvoorzitters mislukte volledig: het dossier gaat de lange baan op. Bijzonder schadelijk voor het beeld over politici.
De symboliek van een parlement dat niet in staat is voor zichzelf de pensioenleeftijd gelijk te trekken met die van de “gewone man”, terwijl de regering wel besparingen en dus langer werken predikt voor iedereen, is onvergeeflijk. En dat is exact wat aan het gebeuren is.
Want de zeven (!) Belgische parlementen, of liever hun voorzitters, zijn er niet in gelukt om een akkoord te bereiken over een hogere pensioenleeftijd voor parlementsleden. Voor ambtenaren, werknemers en zelfstandigen is die leeftijd ondertussen verhoogd naar 67 jaar. Maar beroepspolitici zijn dus niet in staat om zichzelf die minimumleeftijd ook op te leggen.
Het initiatief lag daarvoor bij Kamervoorzitter Siegfried Bracke (N-VA). Die werkte een voorstel uit, dat voor alle parlementsleden moet gelden. Maar op de vergadering met de andere parlementen ging het grondig mis. Want hoewel Jan Peumans (N-VA) aan Vlaamse kant mee Bracke steunt, is er ook de Senaatsvoorzitter Christine Defraigne (MR) en de voorzitter van het Waals parlement André Antoine (cdH).
Franstaligen eisen regel voor cumul erbij
Zowel Defaigne als Antoine vinden het voorstel van Bracke niet goed, ze willen meteen ook een andere maatregel koppelen aan een hogere pensioenleeftijd: die van de cumuls. Want in Franstalig België zijn de regels over mandaten combineren strenger dan in Vlaanderen. “De Franstaligen hebben al veel inspanningen geleverd om de politiek eerlijker te maken. Als Vlaanderen nu ook de pensioenleeftijd wil optrekken, willen wij ook daar over spreken”, zegt Defraigne aan het Nieuwsblad.
Maar voor de N-VA en Bracke is dat onaanvaardbaar: zij willen het enkel over die pensioenleeftijd hebben, en niet er nog andere zaken bij sleuren. Het dossier gaat de lange baan op, pas in september zitten ze nog eens samen, maar het ziet er niet naar uit dat er dan plots wel een akkoord zal zijn. Het alternatief is een regeling uit te werken voor de parlementen apart: in Vlaanderen en in de Kamer is er wel gewoon een meerderheid die de zaak zou kunnen regelen. Maar dan krijgt elk parlement z’n eigen pensioenregeling, ook een beetje beschamend.
André Antoine reageerde alvast razend, en had her over “een coup van N-VA”. Antoine geeft ook aan dat die pensioenleeftijd veel gevoeliger ligt in Wallonië en dat het niet logisch is dat Vlaanderen dan ook niet wil spreken over dossiers die voor hen gevoeliger zijn.
Bijzonder gênant voor de meerderheid
Voor de meerderheid blijft het gênant. Het was de PVDA die het dossier de afgelopen maanden zwaar is beginnen oppoken. Want zij berekenden dat, terwijl een gewone werknemer zal moeten werken tot z’n 67ste, twee op drie parlementsleden al op 55 jaar volledig met pensioen kunnen.
Dat zette de oppositie in vuur en vlam: de sp.a van John Crombez nam in de Kamer meteen het initiatief om dat te wijzigen en parlementsleden ook tot hun 67ste te laten werken voor ze een vol pensioen hebben. Ook Groen nam zo’n initiatief. Maar de meerderheid stemde dat zonder debat weg, wat helemaal in het verkeerde keelgat schoot.
Daarop namen Siegfried Bracke (N-VA) en Jan Peumans (N-VA), de twee parlementsvoorzitters van respectievelijk de Kamer en het Vlaams Parlement, het initiatief: zij zouden zelf met een voorstel komen, gedragen door de meerderheid. Bedoeling was (en is) om de pensioenleeftijd en de loopbaanvoorwaarden van de parlementsleden volledig gelijk te schakelen met de andere stelsels.
Maar Crombez pookte de zaak begin juni nog eens op, door op Twitter te spreken over “een lange termijn project”. Hij begint alvast gelijk te krijgen: de volgende afspraak is september en we zijn blijkbaar nog geen stap verder.