Stef Bos gaat op zoek naar de kern van het leven: “Ik heb al veel meer uit mijn leven gehaald dan ik dacht dat erin zat”

Stef Bos legde zichzelf een missie op. Voor zijn volgende plaat zou hij op zoek gaan naar de kern van het leven. Een ambitieuze missie die universele teksten heeft opgeleverd over liefde, ouder worden, dood en geboorte. Elf songs en samen vormen ze ‘Kern’. Na de try-outs in Zuid-Afrika was daar onder andere te lezen: “Hierdie vertoning is ongetwyfeld die beste wat hy op die verhoog gebring het.”

Stef Bos: Oorspronkelijk was het plan om met de band een wereldreis te maken om de kern op verschillende plekken te gaan zoeken. Uiteindelijk zijn we gewoon thuis gebleven en ben ik precies daar uitgekomen waar ik wilde. Ook muzikaal zijn we naar de kern op zoek gegaan. Elke keer was de vraag “Wat heeft het nummer wezenlijk nodig?”

Dat hoorden we aan Welkom, de single die op de plaat vooruit liep. Het is een pianoballade in de puurste zin van het woord.

Bos: Van dat nummer bestaan veel verschillende versies, maar toen we dan besloten hadden om naar de kern te gaan, kwamen we ook voor Welkom uit bij het meest voor de hand liggende. En het werkt. Ik wilde ook geen ironie en geen cynisme op deze plaat. Tom Van Laere, Admiral Freebee, zei me eens bij een koffie “Ik wil je wel eens kwaad zien.” Ik heb dan zo’n kwaad nummer geschreven en het is opgenomen, maar het paste niet op ‘Kern.’

De plaat klinkt alsof ze eruit gevloeid is. Het lijkt allemaal heel makkelijk.

Bos: Het is ook zo. Ik ben solo beginnen toeren in Zuid-Afrika voor deze voorstelling en wat me opviel was dat ik al die nummers zonder al te veel oefening kon spelen. Die nummers spelen zichzelf, ook met band. Later Als Ik Dood Ben bijvoorbeeld was er ineens. Ik wilde ook een beschouwelijke plaat maken. Niet te specifiek op bepaalde gebeurtenissen ingaan. Iedereen weet wel wat er allemaal gaande is als ze hun televisie aanzetten.

Een woord in een eindeloze zin

Het Roer Moet Om is dan weer wél duidelijk maatschappelijk geëngageerd.

Bos: Ja, al kan je die ook nog terugbrengen tot menselijke relaties. Maar ik heb hem wel geschreven om iets te vertellen over de buitenwereld. De titel zegt het: er moet iets veranderen. En er zijn veel mensen die met dat gevoel rondlopen, maar we zitten op dit moment niet met de mensen aan het roer die die verandering gaan brengen. Ik denk dat het vergelijkbaar is met Zuid-Afrika: het gaat er niet goed momenteel, maar ik denk dat de situatie nog een beetje verder moet doorrotten voor er echt verandering gaat komen. Maar ik ben optimistisch: het zal gebeuren, gewoon omdat het zoals het nu gaat niet langer verder kan.

Je zegt altijd dat alles wat je maakt één lang lied is. Dat zie je ook thematisch: Is Dit Nu Later, je eerste single, was eigenlijk al een zoektocht naar de kern van het leven. En Welkom kan ik nog het best omschrijven als een omgekeerde Papa.

Bos: Een omgekeerde Papa, dat gevoel had ik ook!

Je zingt ook vaker over het vaderschap. In Later Als Ik Dood Ben zing je “Later als ik de dood ben/wil ik de vader zijn/die ik door mijn onvermogen nooit heb kunnen zijn.”

Bos: Ik ben er wel mee bezig, ja. Ik denk wel dat ik een goeie vader ben, maar dat wil niet zeggen dat je alles perfect doet. Ik kan mijn best doen om de best mogelijke omstandigheden te creëren voor mijn kinderen, maar ook ik ben maar een mens. Dus ik maak fouten, ik ben soms ongeduldig of ik ben op tournee en dan zie ik ze drie weken niet. Inherent aan ouderschap is volgens mij dat je jezelf afvraagt of je het wel goed doet. Ik zie mezelf niet als een autoriteit. Ruzies thuis bijvoorbeeld lossen we samen op.

Die titel, Later Als Ik Dood Ben. Dat is heel direct, want hoewel de dood ons allen ooit wacht – het hoort bij ieder mensenleven – praten we er tijdens ons leven nog liefst zo min mogelijk over.

Bos: De dood is misschien wel het meest fascinerende aan ons leven. Het is zoals een theaterstuk of een concert: dat gaat niet eeuwig door en net dat gegeven geeft het een spanningsboog. Op het einde van mijn twintiger jaren las ik Niemand Is Onsterfelijk van Simone De Beauvoir: dat is echt een fantastisch boek. De man in dat boek leeft eeuwig. Als je dat boek gelezen hebt, ben je blij dat je ooit dood mag gaan. Zijn geliefden gaan dood, alle revoluties die hij meemaakt ontaarden precies in datgene waar ze tegen waren. Met het ouder worden besef je het ook: we zijn een woord in een eindeloze zin. Het gaat om het grotere geheel.

Het is ook een moeilijke manier om te kijken, want je bent dan ook ‘maar’ een zin.

Bos: En dan wil ik Bram Vermeulen er even bij halen en zijn nummer De Steen. Je hebt een steen verlegd in een rivier op aarde en die rivier zal daardoor nooit meer hetzelfde lopen als voorheen. De rivier kabbelt verder, maar je hebt wel het verschil gemaakt. Het zijn twee manieren van kijken. Toen ik tussen de twintig en dertig was, was ik daar meer mee bezig. Ik dacht mezelf depressief, want op een dag implodeert de zon toch en dan is alles voor niets geweest. En dat is goed om te weten, maar je mag het je niet laten verlammen. Je moet wel iets doen.

Alles niet kunnen

Waarom doen we ‘t? Ben je er nu achter, na je zoektocht naar de kern?

Bos: Nee, absoluut niet. Eigenlijk zijn we aan een onmogelijk project begonnen, want die kern bestaat niet. Het is een heel pretentieuze titel, maar dat vonden we net tof. Ik denk dat het geen zin heeft om de kern te gaan zoeken, hij moet je overvallen. Ik heb een dingetje geschreven voor de perstekst en daarin schrijf ik ergens “Alles niet kunnen en het toch doen.” Dat komt misschien nog het dichtst bij wat leven is. Ik ben ook veel rustiger geworden met de jaren. Ik heb aanvaarding gevonden in de idee dat ook het leven niet meer is dan wat het maar is.

Je bent er 56, dan begin je toch stilaan te denken aan het feit dat je in je laatste levensfase beland bent. Komt ook daar een drang uit voort om alles nu te doen?

Bos: Jij bent ook een gezellige, zeg! (lacht) Nee, maar het is zo. Natuurlijk. Maar toen Is Dit Nu Later uitkwam had ik wel dat gevoel dat alles eindig is veel sterker dan nu. Ik heb al een weg afgelegd en daar vind ik rust in. Toen moest ik nog een heleboel dingen doen. Nu ben ik op een punt gekomen dat ik, binnen de mate van wie ik ben en wat ik kan, er al veel meer heb uitgehaald dan ik toen dacht dat erin zat.

Ik blijf plannen maken voor nieuwe projecten en dat gaat allemaal heel organisch. Vroeger was ik heel melancholisch als een tournee eindige. “Dit komt nooit meer terug”, dacht ik dan. Nu denk ik: “Top, ruimte voor iets anders!”

De Hersenstichting

Je agenda zit propvol hé. Er zijn weinig gaatjes.

Bos: Het is heftig, maar als zo’n tournee eenmaal loopt: dat heeft ook zijn ritme. Dit is ook de laatste uitgestrekte tournee rond een plaat die ik ga doen, denk ik. In 2019 speel ik nog een jaar solo, maar vanaf dan ga ik alleen nog maar projectmatig werken. In de toekomst wil ik met een project twee maanden spelen. En dan weer tijd voor iets anders.

Ik ben nu in Nederland ambassadeur van Hersenstichting, een stichting die in Nederland helpt om hersenaandoeningen te voorkomen en te genezen en die zich als doel stelt om ervoor te zorgen dat patiënten een zo volwaardig mogelijk leven kunnen leiden. Ik ben ambassadeur samen met Willem Philipsen, een ex-gitarist van onder andere Anouk en Postmen. Die kreeg op zijn 23e, in 2006, een herseninfarct. Ik heb een nummer met hem gemaakt. Hij kan alleen nog maar met zijn rechterhand toetsen spelen. Maar hij heeft het wel gedaan. Die passie die zie ik ook bij de wetenschappers die bij die Hersenstichting betrokken zijn. Hoe ze vol passie praten, hoe ze blijven proberen om te begrijpen en om oplossingen te vinden.

Dat valt wel op hé, dat mensen niet zo snel opgeven. We krabbelen heel vaak terug recht. Ook daar heb je over geschreven op ‘Kern’. Bakzeil doet leven klinken als iets heel dapper: “Wij zijn nog hier/we zijn niet overwonnen.”

Bos: Het is fascinerend hé. Weet je: je kan over heel veel dingen zeggen “Het komt wel goed.” Toen ik 16 was, was ik ook niet de meest interessante van de school. Ik ben ook nooit competitief geweest en naarmate je ouder wordt valt dat competitieve steeds meer weg. Of je geeft enkel om ambitie en status. Of je zoekt een manier om te doen wat je echt wil. Ik geloof heel erg dat je in contact moet staan met wie je bent om jezelf die rust te kunnen geven. Leren tevreden zijn met wat je hebt en wie je bent, dat is ook een kern.

En dan is er de liefde nog, natuurlijk. Misschien van alle thema’s die je bezingt misschien wel het meest onverklaarbare en onbeheersbare fenomeen.

Bos: Liefde is in mijn oeuvre niet zo’n geweldig groot thema geweest. Eigenlijk pas vanaf ‘Kloofstraat’ (2010), toen ik mijn vrouw ook heb leren kennen. En dan verandert alles, maar je moet er ook wat mee doen. Mijn opa zei altijd: “Liefde is een huis. Alle deuren staan open en het licht valt binnen totdat de eerste ongeregeldheden opduiken. En als je dan niet oppast, valt er een deur dicht.” En voor je ’t weet zit je in een vochtige mottige kelder met z’n tweeën. De kunst is om die fases te zien en er dan samen uit te komen. Daar gaat Valkuil over.

In Achter In De Rij zing je “Als we willen zijn wij vrij/want we lopen achter in de rij.” Daar heb je dat optimisme weer!

Bos: Ja, ik vind het de schoonheid van die positie. Als we willen zijn we vrij. Voor veel mensen is het een angstaanjagend beeld, maar als je met een paar achteraan in de rij loopt is het daar best gezellig.

Stef Bos speelt nog een hele tijd met ‘Kern’. Alle data tot aan juni vind je op de site van Rumoer!. De voorstelling gaat in première in de Ancienne Belgique op 19 januari. Daar zijn nog enkele tickets voor.
Meer
Lees meer...