Elke tweede maandag van oktober vieren de Amerikanen Columbus Day. Het is een jaarlijkse feestdag die de dag herdenkt op 12 oktober 1492, toen de Italiaanse ontdekkingsreiziger Christoffel Columbus officieel voet aan wal zette in Amerika en het land opeiste voor Spanje. Maar, in tegenstelling tot wat velen nog steeds geloven of in school leerden, is het niet de dag dat Amerika werd ontdekt. Toen Columbus in 1492 landde, was Amerika al tienduizenden jaren bewoond. Het zou zelfs kunnen dat de mens eerder in Amerika settelde dan in Europa weten we nu. Wat 1492 wel was: de laatste van vele ontdekkingen. Dus, wie ging hem voor en wie was eerst?
Om te beginnen is 12 oktober sowieso fout: dat is de datum van de juliaanse kalender, maar als wordt teruggerekend met de in 1582 geïntroduceerde gecorrigeerde gregoriaanse kalender die nu bijna overal ter wereld wordt gebruikt, gebeurde de landing op 21 oktober 1492. Om te zeggen dat hij toen Amerika ontdekte, is onjuist, maar dat wil niet zeggen dat Columbus geen verdienste heeft. Het zou misschien nauwkeuriger zijn om te zeggen dat hij Amerika in West-Europa introduceerde tijdens zijn vier reizen naar de regio tussen 1492 en 1502 en als gevolg daarvan de weg vrijmaakte voor de massale toestroom van West-Europeanen die uiteindelijk zou leiden tot verschillende nieuwe landen, waaronder de Verenigde Staten, Canada en Mexico.
Colombus zelf dacht overigens dat hij Oost-Indië had gevonden en hij stierf uiteindelijk zonder zijn fout te beseffen. Het was de navigator Amerigo Vespucci die zich realiseerde dat Columbus een onbekend land had gevonden en in 1507 werd de naam Amerika gebruikt ter ere van Vespucci.
Zoals gezegd, “ontdekt” klopt niet. In totaal hebben mensen Amerika minstens zeven verschillende keren gevonden. De ontdekkers kwamen over zee en over land en brachten nieuwe genen, nieuwe talen, nieuwe technologieën mee. Sommigen bleven, verkenden en bouwden rijken. Anderen gingen naar huis en lieten enkele hints achter dat ze er ooit waren geweest. Maar wie was eerst?
De beesten achterna over de Beringlandbrug
Archeologen dachten ooit dat het Clovis-volk, dat 13.000 jaar geleden leefde, de eerste kolonisten van Amerika waren. De naam Clovis komt van de plaats Clovis in de Amerikaanse staat New Mexico, waar langwerpige speerpunten werden gevonden die werden gedateerd naar 11.500 v.Chr. Hoe waren ze daar gekomen? Voordat de laatste ijstijd 11.700 jaar geleden eindigde, zat er zoveel water opgesloten in gletsjers dat de zeespiegel daalde. De bodem van de Beringzee droogde uit, waardoor de Beringlandbrug ontstond.
De eerste Amerikanen, zo werd gedacht, liepen over die Beringlandbrug, die toen de verbinding vormde van wat nu de Amerikaanse staat Alaska is en Siberië. Echt moeilijk moet dat niet zijn geweest: op een gegeven moment was die landbrug maar liefst 1.600 kilometer breed, en in tegenstelling tot wat vaak gedacht wordt, was dat geen barre ijskap, maar toendra en zeker drie maanden per jaar was die sneeuwvrij.
Mensen waren overigens niet de eersten laat staan de enigen die gebruik maakten van de landbrug. Ze speelde een vitale rol in de verspreiding van het planten- en dierenleven tussen de continenten. Veel diersoorten – de wolharige de mammoet, de mastodont, de sabeltandkat, de poolkameel, de bruine beer, de eland, de muskusos en het paard om er maar een paar te noemen – verhuisden van het ene continent naar het andere over de Beringlandbrug. Het was wellicht het feit dat van de jacht levende mensen die dieren volgden, dat hen naar Amerika leidde.
Eenmaal daar verspreidden de mensen zich over heel Noord- en uiteindelijk Midden- en Zuid-Amerika. Tot in de jaren zeventig hadden die eerste Amerikanen een naam: het Clovis-volk. En DNA suggereert dat ze de directe voorouders zijn van bijna 80 procent van alle inheemse volkeren in Amerika.
De pre-Clovis, of hoe mensen zich misschien vroeger in Amerika settelden dan in Europa
Tegenwoordig wordt algemeen aangenomen dat er vóór het Clovis-volk anderen waren. We noemen ze, bij gebrek aan een betere naam, het Pre-Clovis-volk. Vondsten in Washington, Oregon, Texas, de oostkust van de VS, maar ook zo ver naar het zuiden als Peru en Chili suggereren dat mensen Amerika lang voor het Clovis-volk bereikten. Voetafdrukken in New Mexico dateren van 23.000 jaar geleden. Stenen werktuigen in een Mexicaanse grot zouden zelfs dateren van 32.000 jaar geleden. Een door mensen geslachte mammoet uit Colorado dateert van 31.000-38.000 jaar geleden. En sporen van vuur maken lijken erop te wijzen dat 32.000 jaar geleden al mensen in wat nu Alaska is, woonden.
De komst van mensen in Noord-Amerika zou dus misschien wel tot 20.000 jaar of meer eerder hebben plaatsgevonden. Dat opent een mogelijkheid: mensen settelden zich misschien vroeger in Amerika dan ze deden in Europa. Algemeen wordt aangenomen dat de mens ongeveer 42.000 jaar geleden naar Europa kwam. De oudste gedateerde nederzetting van de moderne mens in West-Europa is van 26.000 jaar geleden.
Een vroegere migratie maakt ook komaf met een groot vraagstuk dat gepaard ging met de theorie dat mensen 13.000 jaar geleden zich begonnen te verspreiden in Amerika. 13.000 jaar geleden bedekte een enorme gletsjer, de Laurentide-ijskap, Canada in ijs tot drie kilometer dik. Als mensen toen in Noord-Amerika aankwamen, hoe zijn ze dan zuidelijker geraakt? De vroege Amerikanen hadden immers waarschijnlijk geen boten. Maar 30.000 jaar geleden was de Laurentide-ijskapijs nog niet volledig gevormd.
De Na-Dene, de Eskimo-Aleut en de Inuit
Tot zover de eerste Amerikanen. Maar zoals we al aanstipten hebben mensen Amerika minstens zeven verschillende keren gevonden. De volgende settlers waren het Na-Dene-volk, stak ongeveer 5.000 jaar geleden de Beringzee over van Siberië naar Alaska. Sommige studies suggereren dat ze zich al 10.000 jaar geleden in Amerika vestigden. DNA uit hun botten verbindt de Na-Dene niet met moderne mensen in de Eskimo-Aleut-groep, maar met indianen die de Na-Dene-taalfamilie spreken, zoals de Navajo, Dene, Tlingit en Apache. Na-Dene-talen komen het dichtst in de buurt bij de talen die in centraal Siberië worden gesproken.
Na de Na-Dene kwamen de Eskimo-Aleut, die de Beringstraat overstaken 4.000 à 4.500 jaar geleden. DNA-bewijs, suggereert dat de Eskimo-Aleut deels het Na-Dene-volk verdrongen en zich vermengden met eerdere migranten. Ze kwamen van wat nu Oost-Siberië is en het noordoosten van China. De Eskimo-Aleut bleven echter hangen in het hoge noorden van het Amerikaanse continent. Net als de volgende golf migranten, die overigens een pak later kwam, pas rond het jaar 900. Dat waren de de Inuit-mensen, die reisden van Siberië naar Alaska in boten gemaakt van dierenhuiden. Ze jaagden op walvissen en zeehonden en leefden in graszodenhutten en iglo’s. Vreemd genoeg komt hun DNA het dichtst bij de inheemse Alaskanen, wat impliceert dat hun voorouders Azië vanuit Alaska koloniseerden en vervolgens teruggingen om Amerika opnieuw te ontdekken.
Bjarni Herjólfsson en de zoon van een moordenaar
De Inuit en de volgende ontdekkers van Amerika kenden elkaar. Er woonden immers Inuit op Groenland toen Erik de Rode daar een vikingnederzetting stichtte in het jaar 985. Erik de Rode werd geboren in Noorwegen als de zoon van Thorvald Asvaldsson en heette eigenlijk Erik Thorvaldsson. Zijn haarkleur leverde hem de naam op waaronder we hem kennen. Rond 960 werd Eriks vader gedwongen Noorwegen te ontvluchten vanwege een aantal moorden. De familie streek neer in het Noordwesten van IJsland. Totdat Erik in 982 ook daar werd verbannen vanwege een moord op zijn buurman die eerder een aantal van Eriks slaven had omgebracht.
Volgens de Saga van de Groenlanders bracht hij de drie jaar van zijn verbanning door met het verkennen van de Groenlandse kust, en keerde terug naar IJsland met sterke verhalen over dit nieuw gevonden land. Met 300 kolonisten en een vloot van 35 schepen ging hij in 985 opnieuw naar Groenland en stichtte daar twee koloniën aan de westkust. Van daar was het maar een kleine stap richting Amerika.
Dat werd, althans volgens de Saga, voor het eerst gezien door Bjarni Herjólfsson. De Saga van de Groenlanders vertelt hoe hij naar IJsland zeilde om zijn ouders zoals gewoonlijk te bezoeken, maar ontdekte dat zijn vader met Erik de Rode naar Groenland was gegaan. Hij besloot te volgen. Maar in die zomer van 986 werd Bjarni, die geen kaart of kompas had, uit zijn koers geblazen door een storm. Hij zag een stuk land dat niet Groenland was. Het was “bedekt met bomen en bergen” en hoewel zijn bemanning hem smeekte, weigerde hij te stoppen en toen hij uiteindelijk in Groenland aankwam, deed hij verslag van wat hij gezien had. Groenlanders waren bijzonder geïnteresseerd in het verhaal omdat ze geen hout hadden. Leif Erikson, de zoon van Erik de Rode, zette uiteindelijk een expeditie op om het nieuwe land in het westen te bezoeken.
Rond het jaar 1021 stichtte Leif een nederzetting in Newfoundland. De Vikings worstelden met het barre klimaat, voordat oorlog met indianen hen uiteindelijk, na tien jaar, dwongen terug te vluchten naar Groenland. De Vikings keerden wel terug naar Noord-Amerika, maar alleen om handel te drijven. Deze verhalen werden lang afgedaan als mythen, tot 1960, toen archeologen de overblijfselen van Viking-nederzettingen in Newfoundland opgroeven.
De laatsten voor Columbus: de Polynesiërs
Het verhaal van de Vikings en Amerika is goed bekend, maar dat van de volgende ontdekkers veel minder. Rond 2.500 v.Chr. zeilde een volk dat op zoek was naar nieuw land vanuit Taiwan naar het zuiden door de Filippijnen, naar het oosten door Melanesië en vervolgens naar de uitgestrekte Stille Zuidzee. Deze mensen, de Polynesiërs, vestigden zich met behulp van enorme dubbele kano’s in Samoa, Fiji, Tonga en de Cook Eilanden. Sommigen trokken naar het zuiden naar Nieuw-Zeeland en werden de Maori. Anderen gingen naar het oosten naar Tahiti, Hawaii, Paaseiland en de Marquesas. Van daar bereikten ze eindelijk Zuid-Amerika. Dat was rond het jaar 1.200. Maar om een of andere reden gaven ze de verkenning op en vergaten Zuid-Amerika volledig. Hoe weten we dan dat ze Amerika vonden? Onder meer door … kippen. De Zuid-Amerikanen kochten kippen van Polynesiërs blijkt uit DNA-onderzoek, terwijl de Polynesiërs Zuid-Amerikaanse zoete aardappelen oppikten. Maar wat doorslaggevender is: Oost-Polynesiërs hebben Indiaans DNA. Polynesiërs ontmoetten niet alleen indianen, ze trouwden met hen.
(kg)