Antilichamen tegen coronavirus lijken snel uit bloed te verdwijnen maar dat is niet per se slecht nieuws

Het aantal Belgen met antilichamen in het bloed tegen het coronavirus is gedaald. Dat blijkt uit onderzoek van de Universiteit Antwerpen (UA). Dat is een verrassende vaststelling. Wat dit voor de eventuele bescherming tegen een nieuwe virusaanval betekent, is nog niet duidelijk.

epa

Enkele wetenschappers van de Universiteit Antwerpen (UA) hebben voor de vierde keer sinds de uitbraak van het coronavirus de bloedstalen van landgenoten onderzocht op aanwezigheid van antilichamen tegen het virus. Dit keer bevatte amper 5,5 procent van de stalen antilichamen tegen het virus. Dat zijn er minder dan bij het vorige onderzoek. Dat meldt onder meer de VRT.

Wanneer iemand antilichamen in het bloed heeft, betekent dat dat de persoon met het coronavirus besmet is geweest. Bij de vorige drie onderzoeken stegen de percentages steeds van bijna 3, tot 6 tot bijna 7 procent. Momenteel staat het percentage op 5,5.

(Nieuwe versoepeling coronamaatregelen: dit verandert vandaag.)

Verrassende trendbreuk

Voorlopig willen de onderzoekers nog geen uitspraak doen over wat deze daling betekent. Ze zeggen wel dat de trendbreuk met de vorige onderzoeken verrassend is.

Professor Pierre Van Damme laat aan de krant De Tijd weten dat hij een mogelijke verklaring voor de plotse daling ziet: “Uit eerder onderzoek was al gebleken dat bij sommige mensen de antilichamen in het bloed al na 1 à 2 maanden afnemen. De kans bestaat dat er tussen de stalen nu ook bloed zat van mensen bij wie de antilichamen al verdwenen waren, maar die dus wel ooit besmet zijn geweest.”

(Lippens dreigt Knokke volledig af te sluiten als NMBS “overvolle treinen” blijft sturen.)

T-cellen

EPA

Toch wil het feit dat bij sommige geïnfecteerden de antilichamen snel uit het lichaam verdwijnen niet automatisch zeggen dat die personen opnieuw vatbaar zijn voor een tweede infectie met het coronavirus. Naast de antilichamen spelen ook de zogenaamde T-cellen een rol bij de afweer van een nieuwe besmetting.

De T-cellen vormen een apart leger van immuuncellen die besmette lichaamscellen vernietigen. Welke en hoeveel antilichamen en T-cellen nodig zijn om tegen het coronavirus beschermd te zijn, is nog niet geweten.

Wat we momenteel wel al weten, is dat het opsporen van antilichamen niet de meest betrouwbare manier is om de verspreiding van het virus in de bevolking op te volgen. Het meten van T-cellen kan een alternatief zijn, maar dat is moeilijk en kostelijk.

(Tsjechië viert einde corona met officieel feest met meer dan 1.000 aanwezigen in Praag.)

Meer
Lees meer...