Er wordt heel vaak geroepen dat er een tekort is aan kinderopvang. Het tegendeel is echter waar. Volgens door Kind en Gezin geafficheerde plaatsen (de lijst die ouders kunnen raadplegen om een kinderopvang te vinden), waren er in maart 2018 105.707 plaatsen beschikbaar. Hiervan waren er 82.174 plaatsen inkomstengerelateerd (dagprijs volgens inkomsten van ouders).
Met het berekenen van het aantal plaatsen op basis van geboorte en gebruik door ouders en kinderen, blijkt dat er veel meer kinderopvangplaatsen vergund zijn door de Vlaamse overheid dan nodig om deze kinderen op te vangen.
Vanuit onze telling blijkt dat er 31.588 plaatsen (29,8 procent) elke dag leeg moeten staan, omdat de kinderen, die voor deze plaatsen in aanmerking komen, er niet zijn.
Meer zelfs, er zijn “theoretisch” gezien voldoende inkomstgerelateerde kinderopvangplaatsen in Vlaanderen om alle kinderen in het IKG-systeem op te vangen.
Een mummiebeleid
Kind en Gezin (K&G) heeft een mistig beleid ook als het over beschikbare plaatsen gaat. Ook hier is K&G niet transparant en is de wijze waarop de nodige cijfers worden weergegeven ofwel gedateerd, onvolledig of gekleurd juist.
Tot 2012 werd jaarlijks een degelijk jaarverslag opgemaakt, sindsdien zijn de jaarcijfers meer beschouwend en niet meer exact in detail weergegeven.
Blijkbaar is er een grote mummie opgetrokken die eerst ontrafelt moet worden voordat men de lijken kan terugvinden.
De mummie ontrafelt
Om te weten hoeveel kinderopvangplaatsen er effectief nodig zijn heeft men drie elementen nodig:
- Geboortecijfers
- Hoeveel ouders gebruikmaken van kinderopvang
- Hoeveel kinderen gebruikmaken van één kinderopvangplaats
1: Geboortecijfer
De geboortecijfers hier gebruikt zijn afkomstig van de website van Statistiek Vlaanderen
K&G beweert over andere cijfers te beschikken omdat zij ook rekening houden met niet geregistreerde geboorten. Deze niet-geregistreerde geboorten hebben volgens velen geen invloed op de kinderopvang en zullen met een grote waarschijnlijkheid hiervan geen gebruik maken.
Daarbij zijn de eigen cijfers van K&G ook niet verifieerbaar. Net zoals de armoede-index die door K&G jaarlijks wordt gepresenteerd. Zoals eerder aangetoond weten kleine gemeenten vaak zelf niet eens dat er een toename van armoede is (zelfs tot 566 procent) in hun gemeente of stad. De index wijkt ook af van de resultaten van de provinciale meetpunten die veel meer meten dan wat er in een gesprek en of bezoek wordt genoteerd en afhankelijk zijn van wie meet.
De geboortecijfers van drie opeenvolgende jaren geeft het maximum aan kinderen die geboren zijn. Men kan immers niet meer kinderen opvangen. Deze cijfers geven enkel het aantal geboorten en niet het uiteindelijk gebruik in de kinderopvang weer.
Kinderen die geboren worden gaan niet vanaf dag 1 naar de kinderopvang. En heel wat gaan reeds vanaf hun 2,5 jaar naar de kleuterklas.
Daarom zien wij vanuit de praktijk dat de meeste ouders gemiddeld maar 30 van de 36 maanden (5/6) gebruikmaken van de kinderopvang.
5/6 is belangrijk om de algemene omvang van de nodige plaatsen te berekenen.
2 Hoeveel ouders maken gebruik van kinderopvang?
Niet alle ouders hebben behoefte aan kinderopvang
Vooral bij ouders met een migratie-achtergrond is dit opvallend hoog. Volgens een rapport van de Serv (mei 2018) is 57 procent van de doorgaans laaggeschoolde vrouwen geboren buiten de EU niets eens ingeschreven bij VDAB. Het zijn ook vooral bij deze gezinnen waar de meeste kinderen worden geboren.
Er zijn ook gezinnen waarbij de grootouders of andere familieleden voor de opvang zorgen. Dit aantal lijkt te dalen omdat grootouders ook langer moeten werken en een uitgebreider eigen sociaal leven hebben.
K&G stelt dat 64,4 procent van ouders (moeders) die wel eens gebruik maken van kinderopvang. Dit cijfer wordt ook door K&G gerefereerd aan wie wil starten met kinderopvang.
Omdat wij merken dat de cijfers van K&G vaak onnauwkeurig en gedateerd zijn, trekken wij in onze berekening deze ratio op tot 70 procent. Dit is 5,6 procent meer dan wat K&G refereert.
Beseffend dat de geboortecijfers dalen met een stijging bij ouders met een migratie-achtergrond zijn, zal het impact van deze verhoging tot 70 procent volgens onze berekening aanleunen bij de huidige realiteit.
3. Hoeveel kinderen maken gebruik van één kinderopvangplaats?
Niet alle ouders die gebruik maken van kinderopvang komen vijf dagen per week. Sommige kinderen komen maar 1 dag en soms nog minder naar de opvang. Omdat niet ieder kind voltijds komt, kunnen op één plaats meerdere kinderen gebruik maken van dezelfde toegekende plaats.
Ook het ouderschapsverlof zorgt ervoor dat ouders een dag of twee dagen thuis zijn en op dat moment geen behoefte bestaat aan kinderopvang.
Er is een toename van het ouderschapsverlof en de overheid heeft de voorwaarden ook verruimd.
Ook vaders zijn bereid om ouderschapsverlof te nemen
Onderzoek van K&G wees uit dat 1 toegekende plaats gemiddeld door 1,5 kind wordt benut.
Dit cijfer is gedateerd.
Bij een recente bevraging in de sector blijkt dat er meer fiscale attesten jaarlijks worden uitgereikt. Het is opvallend dat in de inkomstengerelateerde kinderopvang dit cijfer hoger is dan in de niet-inkomsten-gerelateerde kinderopvang. De verhouding is ook afhankelijk van het verplicht aantal dagen opvang dat de organisator oplegt aan de ouders (meestal om pedagogische redenen).
Uit deze gemiddelden blijkt dat 1 toegekende plaats gemiddeld door 1,6 kinderen wordt benut.
Concreet :
Aantal toegekende kinderopvangplaatsen in Vlaanderen
Te veel aan opvangplaatsen
- Volgens de adressenlijst van K&G zijn er 82.174 IKT-plaatsen toegekend
Conclusie : elke ouder zou nu reeds recht moeten hebben op een IKT-plaats.
Zo simpel is het echter niet
De plaatsen die K&G afficheert op de website bevat effectieve en toegekende plaatsen.
Effectieve plaatsen zijn plaatsen waar een kind terecht kan
Toegekende plaatsen zijn plaatsen waar een kind terecht kan maar die niet gebruikt wordt en feitelijk ook niet mag gebruik worden.
Dit vraag om uitleg
Spookplaatsen
Zoals men vroeger over ‘spookbedden’ sprak in de zorg, zo spreken wij in de kinderopvang over spookplaatsen.
Wat werd er bedoeld met een “spookbed”? Het is een bed dat eigenlijk sinds een hele tijd niet meer wordt bezet. 40 jaar geleden was dit een probleem in sommige afdelingen van ziekenhuizen. Er werd subsidie betaald voor ‘bedden’ die niet (meer) bestonden.
Wie dacht dat deze ziekte verdwenen was, vergist zich. 9 Jaar geleden werd er in de kinderopvang al aangeklaagd dat er elke dag 16.000 opvangplaatsen onbenut bleven en hierdoor niet bestonden.
Waar zitten deze spookplaatsen?
1) structureel
Onthaalouders verbonden aan een dienst zijn geen werknemers noch zelfstandigen. Zij hebben sinds 2003 een apart statuut: ‘sui generis’ Daarvoor hadden deze onthaalouders geen statuut en geen rechten voor pensioen, ziekte en werkloosheidsuitkering.
Aan dit uitzonderlijke statuut zijn ook beperkingen opgelegd door de Federale overheid: :
“Daarnaast beperken de onderscheiden gemeenschapswetgevingen de kwartaalprestaties van een onthaalouder tot een maximum van 65 maal de erkende capaciteit. Voor een onthaalouder met de maximale erkenning van 4 kinderen betekent dit dat de kwartaalprestaties 260 kindopvangdagen niet mogen overschrijden.”
In het Vlaamse decreet kinderopvang van 2014 wordt er gezegd: :
“De organisator van gezinsopvang doet inspanning om gemiddeld maximaal 4 kinderen tegelijk op te vangen per aanwezige kinderbegeleider per kwartaal.”
- Op de adressenlijst van K&G staat meestal bij onthaalouders verbonden aan een dienst 8 opvangplaatsen toegekend. De opvangplaatsen vermeld op de adreslijst zijn ook de plaatsen die op de vergunning van K&G zijn vergund. Enkel als de plaats ontbreekt om 8 kinderen op te vangen wordt de vergunning voor het aantal kinderen aangepast tot de ruimte die er is. De reden hiervoor zou zijn dat onthaalouders met een gemiddelde bezetting ook meer kinderen moeten opvangen om het gemiddelde van vier kinderen na drie maanden te kunnen verzekeren.
“Of, hoe Kind en Gezin gegevens verstrekt die misschien wel juist zijn, maar feitelijk ook weer niet. En hiermee de Federale verplichting gewoon naast zich neerlegt.”
- Dit is geen detail. Door alle plaatsen bij onthaalouders te reduceren tot 4 plaatsen (wat door het decreet en federale wetgeving, verplicht is) is de omvang van deze spookplaatsen 18.707 IKT-plaatsen (18%) die er theoretisch wel zijn, maar waar de overheid van zegt dat de diensten een inspanning moeten doen zodat ze er niet zijn. Want, per kwartaal mag er niet meer dan gemiddeld 4 kinderen per dag worden opgevangen. Deze 18.707 plaatsen zijn toegekend (en deels gefinancierd) maar mogen niet gebruikt worden.
Waardoor er formeel gezien er in totaal geen 82.174 maar 63.467 IKT-plaatsen zijn
2) Beleid
Een tweede reden is dat er heel wat grote voorzieningen in wijken of plaatsen zijn gevestigd waar niet meer zoveel kinderen aanwezig zijn.
Ouders verhuizen niet als de kinderen naar de kleuterschool gaan. Waardoor het aanbod van kinderen steeds van verder moet komen. De komst van vele kleinere voorzieningen (meestal zelfstandig) die ook qua kwaliteit vaak beter kunnen presteren, vormen een concurrentie die weegt op de bezettingsgraad.
Organisatoren moeten hiermee creatief omgaan. De regelgeving voorziet dat bij 80% bezetting er 100% subsidie wordt uitbetaald.
Heel wat organisatoren werken rond deze 80% bezetting omdat het verschil met 100% veel ingewikkelder en vooral duurder is om te verwezenlijken. Deze 20% plaatsen die niet benut worden zijn ook IKT-plaatsen die niet ingevuld worden.
Ook in het toekennen van IKT-plaatsen zit een vreemde strategie.
- Onthaalouders die verbonden zijn aan een dienst werken in een IKT-kinderopvang. Als deze onthaalouders van statuut veranderen en zelfstandig willen worden omdat de sociale bescherming van het sui-generisstatuut veel te weinig en risicovol is, dan verliezen deze onthaalouders de IKT-mogelijkheden. Er verandert niets, deze mensen verhuizen niet, maar als ouders verkiezen hun kinderen daar in de opvang te laten, dan moeten zij in sommige gevallen minder betalen en in andere gevallen meer. Deze vorm van koeioneren verplicht onthaalouders om in het suis-generisstatuut te moeten blijven werken.
Het wordt nog erger
Omdat Vlaanderen de ouders die niet in een IKT-kinderopvang terecht kunnen wil tegemoet komen, gaat Vlaanderen niet haar eigen systeem aanpassen maar wel MEER geld uitgeven. Geld dat behoort tot de begroting en nodig is om vele andere zaken te realiseren.
Vlaanderen heeft beslist in het groeipakket om, vanaf januari 2019, en via het kinderbijslagfonds, € 3,17 per dag uit te keren aan ouders die in een niet-IKT kinderopvang hun kind plaatsen.
Dit wil zeggen 10.615 plaatsen vermenigvuldigd met 230 dagen = € 7.739.396 extra budget
De kassa rinkelt maar voor wie?
Hoe kan dit?
K&G viert volgend jaar haar honderd jaar bestaan. Sommige gewoonten bestaan al even lang.
Het financieringsmodel dat gehanteerd wordt is haast even oud als K&G
Door alles ingewikkeld te maken en voor elke vorm van kinderopvang verschillende soorten subsidie te voorzien zorgt men voor een onmogelijk kluwen waar de administratie van K&G soms zelf niet meer kan volgen. Er worden putten gevuld terwijl er bergen ongeroerd blijven liggen.
Er bestaan nu 11 verschillende subsidieregelingen in de kinderopvang
- Gezinsopvang
Er zijn 6 verschillende subsidieregelingen in de gezinsopvang :
1 Onthaalouder aangesloten bij een dienst – sui generis,
2 Onthaalouder aangesloten bij een dienst – werknemer (proefproject)
3 Onthaalouder zelfstandig met IKT
4 Onthaalouder zelfstandig zonder IKT (krijgen geen subsidie)
5 Organisator dienst
6 Organisator zelfstandig (krijgt geen subsidie) - Groepsopvang
Er zijn 5 verschillende subsidieregelingen in de groepsopvang:
1 Trap 0 : Geen subsidie
2 Trap 1 : Basissubsidie
3 Trap 2a : overgangssubsidie IKT
4 Trap 2b : Subsidie IKT
5 Trap 3 : Extra subsidie
Kind en Gezin houdt heel wat heilige huisjes recht
44 weken
De overheid eist dat de kinderopvang minimaal 220 dagen (= 44 weken) open is.
Heel wat groepsopvangvoorzieningen sluiten verschillende weken per jaar. Deze gewoonte komt nog uit de tijd toen kinderopvang een ‘gunst’ was en geen recht voor ouders. Heel wat ouders hebben niet hetzelfde aantal weken vakantie bij hun werkgever als wat de kinderopvang heeft, waardoor de opvang niet past in de noodzaak die ouders hebben.
Waarom moet een groepsopvang weken sluiten?
Waarom zou een opvang 48 of 52 weken open zijn als de organisator al op 44 weken 100% van zijn subsidies heeft gekregen.Sluiten is meer winst en veel simpeler. De overheid betaalt wel tot 120% van de subsidies, wanneer de opvang langer dan 44 weken open is. Maar dit vraagt meer inspanning van de organisator en planning van personeel, zodat hun inzet effectiever is.
- Vele organisatoren van de groepsopvang gebruiken de resterende weken om het personeel dat meer uren heeft gewerkt te kunnen compenseren. Dit compenseren hoeft niet als organisatoren accurater hun personeel inplannen in het werkrooster.
- Het is onbegrijpelijk dat organisatoren 20% extra subsidie ontvangen wanneer die meer weken dan 44 open blijven. De kosten van een kinderopvang (uitgezonderd voeding en afvalverwerking) is op jaarbasis en moet na 220 dagen allemaal betaald zijn. .Als alles al betaald is, waarom dan 20% meer betalen?
Andere subsidies
Heel wat organisatoren krijgen buiten de subsidies van K&G nog subsidies van andere overheden. Het klaverblad en vooral ook plaatselijke besturen, stoppen heel wat geld in de kinderopvang.
- Van zodra deze subsidies enkel maar voor een deel van de sector wordt uitgekeerd dan is dit in feite oneerlijke concurrentie voor alle andere organisatoren die in dezelfde streek werkzaam zijn en deze subsidies niet krijgen. Het is een oneerlijke concurrentiestrijd en is ook door Europa in de DAEB regelgeving verboden.
De Vlaamse overheid zou kunnen stellen dat de subsidies die niet voor alle collega organisatoren in hetzelfde deelgebied waar deze subsidie geldt, moet gesubrogeerd worden en afgetrokken moet worden van de ontvangen subsidies van K&G.
Kind en Gezin overtreedt Federale wetgevingen
K&G houdt niet altijd rekening met wettelijke geboden van de Federale overheid en daarom wordt er een beetje gespeeld met adviezen, regels en beperkingen.
- Zo zijn de onthaalouders, die samenwerken, feitelijk helemaal in overtreding met de richtlijnen van de RSZ.
Maar ook organisatorisch (twee ondernemers, die zelf moeten investeren in het aanpassen van het gebouw, aankopen van speelgoed enz..) werken nu in het sui generis statuut terwijl hun samenwerking eigenlijk valt onder de vennootschaps- en verenigingenwetgeving. Hierdoor zweven deze samenwerkende onthaalouders tussen wat mag en wat kan.
K&G faciliteert de overtreding van de RSZ. en het vennootschaps- en verenigingsrecht.
Het is wel vreemd dat K&G waarschuwt voor schijnzelfstandigen in de sector terwijl over de andere overtredingen, die op zijn minst even erg zijn, geen woord wordt gerept.
Ook in de groepsopvang helpt K&G de grote organisaties met het behoud van hun toegekende plaatsen.
- De grootste kost voor de kinderopvang is de inzet van personeel. Er is door de overheid een ratio personeel per aanwezige kinderen ingesteld. Bij 80% bezetting moet er minder personeel ingezet worden dan bij 100% terwijl de inkomsten van de overheid hetzelfde blijven.
De ouderbijdrage die zij niet krijgen door maar op 80% te werken compenseert niet de meerkost voor het extra personeel.
En zo zijn er een hele resem van overtredingen op Federale wetten die niet gepenaliseerd worden omdat alles politiek is toegedekt.
- Het sociaal statuut van de onthaalouder
- Het verpleegkundig handelen in de kinderopvang
- De oneerlijke concurrentie tussen al deze subsidies en een overtreding van de Europese DAEB wetgeving.
- Het nog steeds verkondigen van een tekort aan kinderopvangplaatsen terwijl er nu reeds 30% een te veel aan plaatsen is.
- Overtredingen van het vennootschaps en verenigingswetgeving. en de sociale arbeidswetten.
Het kan veel simpeler en efficiënter.
- 1 Enkel de bestelde plaatsen
- Door enkel de effectief bestelde plaatsen te subsidiëren komt er geld vrij en kan men alle ouders een IKT plaats garanderen.
Europa
Voor Europa (DAEB) is het nog niet duidelijk hoe Vlaanderen dit allemaal geregeld kan houden, want door de subsidie aan de voorziening te koppelen, valt heel het subsidiebesluit onder de DAEB regeling.
Door de subsidie aan de bestelde plaats (ouder) te koppelen, vervalt deze regeling.
- Door enkel de effectief bestelde plaatsen te subsidiëren komt er geld vrij en kan men alle ouders een IKT plaats garanderen.
- 2 Laat ouders per uur betalen
- Het is vooroorlogs om ouders die maar 7 uur opvang nodig hebben evenveel te laten betalen als ouders die 10 uur opvang nodig hebben
- Door de opvang per uur te laten betalen zullen ouders ook veel beter hun opvang plannen (is goedkoper) en kan de organisator ook zijn personeel veel beter inplannen
- 3 Stop met respijtdagen
- Als 100% van de subsidie in 44 weken is betaald, dan zijn er 10 weken waarvoor er geen geld moet betaald hoeft te worden.
- Geef 8 gratis weken opvang
- Laat ouders 44 weken opvang betalen en geef die 8 weken gratis voor vakantie, ziekte en feestdagen. Zodat ouders elk jaar maar voor 44 weken opvang hoeven te betalen
- 4 De overheid kan de ouderbijdrage ook subsidiëren,
- zodat de zwakkeren tegemoet worden gekomen en wie boven het gemiddeld jaarloon verdient zou dan geen subsidie meer behoeven. Door bv de uurprijs op 3€ te bepalen (als 100% ouderbijdragen) zou er voor niemand een verhoging van de dagprijs (gemiddeld 9 uur) plaatsvinden, in tegendeel als ouders minder kinderopvang bestellen, besparen zij ook op hun budget.
- Het totaalbudget dat Vlaanderen besteed aan in kinderopvang in 2018 wordt niet overschreden en er moet geen extra kindergeld en of andere budgettaire ingrepen nog gebeuren
- Zie bijgaande voorstelling van Update 5.0
5 Het overschot van niet-betaalde plaatsen zal geen geld meer kosten voor Vlaanderen.
Conclusie
Vlaanderen heeft blijkbaar geld genoeg en kan het zich veroorloven om spookplaatsen te financieren. Bijna 30% van de vergunde plaatsen staan leeg. Er kunnen niet meer kinderen in de opvang aanwezig zijn dan de kinderen die zijn geboren en die ouders en kinderen gebruiken.
Deze spookplaatsen zijn meestal IKT-plaatsen.
Budgettaire is het perfect mogelijk dat alle ouders, overal waar kinderopvang wordt aangeboden, kunnen beschikken over een IKT-plaats.
In het huidige systeem – door ons als 4.0, genoemd, kunnen ouders gaan shoppen waar het goedkoopst is. En worden ouders gestraft als hun IKT-kinderopvang stopt en er geen IKT-opvang in de buurt is. Dit is jammer genoeg realiteit. Dagelijks stoppen er onthaalouders die IKT-kinderopvang aanbieden. De diensten kunnen jammer genoeg niet meer altijd voor vervanging zorgen.
- Een zelfstandige onthaalouder die maar 22€ vraagt als niet-IKT kinderopvang, omdat ze anders niet concurrentieel kan werken met andere collega’s, ontvangt ook ouders die in het IKT-systeem €27 zouden betalen. Met de retour via het kinderbijslagfonds vanaf 2019, zouden deze ouders maar €18,83 betalen per opvangdag.
Dit is een verschil van €8,17 per dag opvang. Dat is op 30 maanden (gemiddelde duurtijd van een opvang) een besparing zijn van €4.500. (vakantie afgetrokken).
Terwijl voor ouders die maar 12€ per dag volgens het IKT-systeem zouden betalen, na tussenkomst van het kinderbijslagfonds, nog steeds € 6,83 per opvang meer moeten betalen. Wat een totale meerkost is van € 3.699.
Zo K&G beweert dat er andere cijfers zijn, dan stellen wij de vraag van waar deze kinderen dan komen? Geboortecijfers en het gebruik door ouders en kinderen kunnen maar op 1 wijze geïnterpreteerd te worden. Er kunnen wel wat verschillen zijn, maar dat zijn geen duizenden vergunde plaatsen.
Het is godgeklaagd dat enkel de ouders en kindbegeleiders hier niet beter van worden.
Terwijl er andere alternatieven mogelijk zijn waarbij ‘iedereen’ er beter van kan worden
Ik denk dat ik hier niet slim genoeg voor ben.
Jan De Vree