De Cubaanse oud-leider (en dictator) Fidel Castro is afgelopen nacht op 90-jarige leeftijd overleden. Castro leidde de revolutie die in 1959 een eind maakte aan de dictatuur van Batista en vestigde een communistisch regime, dat zich nauw verbond met de Sovjet-Unie en zich afzette tegen de VS. Tot 2008 leidde hij Cuba met harde hand. Daarna nam zijn vijf jaar jongere broer Raúl het roer over.
De dood van Fidel werd door zijn broer, president Raúl Castro bekendgemaakt op de Cubaanse staatstelevisie. De laatste tien jaar kampte Castro met een slechte gezondheid. Hij onderging een aantal operaties en verdween herhaaldelijk lang uit het publieke leven. Maar steeds weer dook hij op en bleef hij zich strijdbaar uitspreken over zijn aartsvijand, de Verenigde Staten.
Fidel Castro zal op zijn eigen verzoek worden gecremeerd. Broer Raúl zei dat de Cubanen later vandaag geïnformeerd worden over de gang van zaken rond het afscheid van zijn oudere broer. Raúl Castro beëindigde zijn bekendmaking met de revolutionaire oproep “voor altijd de overwinning”.
Zoon van rijke plantagehouder
Fidel Alejandro Castro Ruz, geboren op 13 augustus 1926, was de zoon van een rijke, uit Spanje geëmigreerde plantagehouder. Hij studeerde rechten en werkte enkele jaren als advocaat. Door de staatsgreep van de rechtse generaal Fulgencio Batista in 1952 belandde Castro in de politiek.
Castro was van 1959 tot 2006 de onbetwiste leider van Cuba. In die tijd overleefde hij zeshonderd moordaanslagen en trotseerde de tegenwerking van de Verenigde Staten, die het eiland zagen als een voorpost van de Sovjet-Unie.
In 1953 voerde Castro een mislukte aanval uit op de Moncada kazerne, zo’n tachtig kilometer ten westen van Guantanamo. De aanval wordt gezien als het begin van de Cubaanse revolutie. Castro had als doel om de toenmalige president Fulgencio Batista af te zetten. Batista werd gezien als dictator en spreekpop van de Amerikanen.
M-26-7
Door de aanval moest hij één jaar naar de gevangenis. Daarna reisde de jonge Castro samen met zijn broer en Che Guevara door naar Mexico. Samen startten zij een revolutionaire voorhoede onder de naam M-26-7 (Movimiento 26 de Julio).
Met de terugkeer naar Cuba startte de groep een succesvolle guerillaoorlog tegen de troepen van Batista. De president sloeg op de vlucht waarna Castro werd uitgeroepen tot opperbevelhebber van de strijdkrachten en kort daarna tot premier.
Met zijn nieuwe titel trok Castro de aandacht van de Amerikanen. De communistische Castro werd gezien als een bedreiging en moest worden aangepakt, dat leidde tot een mislukte invasie in de Varkensbaai in 1961. Kort daarop stelden de Amerikanen een economische blokkade op tegen Cuba, deze handelsbelemmeringen lijken pas in 2016 te worden opgeheven.
Rakettencrisis
Met de Cubaanse rakettencrisis kwam het dichtbij een kernoorlog. Sovjetleider Nikita Chroesjtsjov wilde atoomwapens plaatsen op Cuba, Castro ging daarmee akkoord. Er werden vervolgens vrachtschepen gestuurd met de wapens richting Cuba. De Amerikanen kwamen echter achter deze plannen en plaatsten een militaire blokkade rondom Cuba.
Eind oktober 1962 gaf de Sovjet-Unie toe aan de eisen van de Amerikanen, de schepen werden teruggestuurd voordat ze ooit de kust van Cuba hadden bereikt.
Fidel Castro had Cuba op de kaart gezet. Maar zijn ambities reikten verder: Cubaanse troepen vochten mee met linkse “bevrijdingsbewegingen” in Ethiopië en Angola en naar eigen zeggen steunde Castro revolutionaire bewegingen in “heel Latijns-Amerika, behalve in Mexico”. In eigen land was hij de onbetwiste leider.
De Amerikaanse politiek die werd gevoerd tegen Cuba had juist een positieve werking op de populariteit van Castro. Vooral de economische blokkade werd door Castro juist gebruikt als propaganda om de Cubanen te verenigen.
Persoonlijkheidscultus
In eigen land ontwikkelde zich een persoonlijkheidscultus, waarbij Castro als revolutionaire vader des vaderland werd vereerd. Ook bij links in het Westen was Castro populair. Zijn regime werd geprezen om de goede gratis gezondheidszorg en de alfabetisering, en werd in het algemeen gezien als de vrolijke variant van het communisme. Castro en Che Guevara, die in 1967 sneuvelde in Bolivia, werden door de protestgeneratie als voorbeeldige helden vereerd. Linkse intellectuelen trokken als bedevaartgangers naar Cuba en keerden enthousiast terug.
Maar het regime van Castro maakte tevens korte metten met politieke tegenstanders. Volgens verschillende mensenrechtenorganisaties werden er regelmatig mensen gemarteld. Duizenden Cubanen zijn tijdens het bewind van Castro gevlucht naar de Verenigde Staten.
Na de glorieuze jaren zestig raakte Cuba in de jaren zeventig en tachtig in de ban van de economische stagnatie die het hele Oostblok trof. De glans van Castro’s regime ging eraf. Na het uiteenvallen van de Sovjet-Unie in 1991 verdwenen zijn politieke vrienden en daarmee de economische steun. Cuba verpauperde zienderogen. Maar Castro bleef het communisme trouw en gaf de VS de schuld van de armoede van zijn volk.
In 2000 ontmoette Castro Bill Clinton, die als eerste Amerikaanse president de hand van de Cubaanse leider schudde. Een verbetering van de relatie tussen beide landen kwam echter pas nadat broer Raúl Castro de leiding had overgenomen van Fidel.