Als mensen in de komende 10.000 jaar niet uitsterven in een nucleaire holocaust, een klimaatapocalyps, uitgeroeid worden door artificiële intelligentie of verpulverd worden door een asteroïde-impact, zullen we dan waarschijnlijk verder evolueren naar een meer geavanceerde soort dan we nu zijn? Het is moeilijk om de toekomst te voorspellen. De wereld zal waarschijnlijk veranderen op manieren die we ons niet kunnen voorstellen. Maar we kunnen weloverwogen gissingen maken.
Paradoxaal genoeg is de beste manier om de toekomst te voorspellen waarschijnlijk terug te kijken naar het verleden, en ervan uit te gaan dat trends uit het verleden zich zullen voortzetten. Dit suggereert enkele verrassende dingen over onze toekomst.
De mensheid is het onwaarschijnlijke resultaat van 4 miljard jaar evolutie. Van zelfreplicerende moleculen in de Archeïsche zeeën, tot oogloze vissen in de diepte van het Cambrium, tot zoogdieren – en Homo sapiens. Maar we zijn niet het einde van dat verhaal. De evolutie stopt niet bij ons, en we evolueren misschien zelfs sneller dan ooit.
We zullen waarschijnlijk langer leven en groter worden, en ook lichter gebouwd zijn. We zullen waarschijnlijk minder agressief en aangenamer zijn, maar kleinere hersenen hebben. We zullen vriendelijk en vrolijk zijn, maar misschien niet zo interessant. Maar om te begrijpen waarom dat waarschijnlijk is, moeten we naar de biologie kijken.
Evolutie van de mens is niet gestopt – ze wordt gewoon gedreven door andere dingen. Seksuele selectie bijvoorbeeld
Sommige wetenschappers hebben betoogd dat de opkomst van de beschaving een einde maakte aan natuurlijke selectie. Het is waar dat de selectieve druk die in het verleden domineerde – door roofdieren, hongersnood, ziektes, oorlogvoering – grotendeels is verdwenen.
Hongersnood werd grotendeels beëindigd door gewassen met een hoge opbrengst, meststoffen en gezinsplanning. En los van het aan de gang zijnde conflict in Oekraïne: geweld en oorlog komen minder vaak voor dan ooit, ondanks moderne legers met kernwapens, of misschien wel dankzij kernwapens. De leeuwen, wolven en sabeltandkatten die in het donker op ons jaagden, zijn met uitsterven bedreigd of uitgestorven. Plagen die miljoenen mensen pleegden te doden – pokken, zwarte dood, cholera – werden getemd door vaccins, antibiotica en proper water.
Maar desalniettemin: evolutie stopte niet; ze wordt gewoon gedreven door andere dingen. Evolutie gaat niet zozeer over survival of the fittest als wel over reproductie van de sterkste. Zelfs als de natuur ons minder snel zal vermoorden, moeten we nog steeds partners vinden en kinderen opvoeden, dus bijvoorbeeld seksuele selectie speelt nu een grotere rol in onze evolutie.
En als de natuur onze evolutie niet meer beheerst, produceert de onnatuurlijke omgeving die we hebben gecreëerd – cultuur, technologie, steden – nieuwe selectieve druk die heel anders is dan die waarmee we in de ijstijd werden geconfronteerd. We zijn slecht aangepast aan deze moderne wereld; hieruit volgt dat we ons zullen moeten aanpassen.
En dat proces is al begonnen. Toen onze voeding veranderde met granen en zuivel, ontwikkelden we genen om ons te helpen zetmeel en melk te verteren. Toen dichtbevolkte steden condities creëerden voor de verspreiding van ziekten, verspreidden ook mutaties voor ziekteresistentie zich. En om de een of andere reden zijn onze hersenen kleiner geworden.
Waarom we nog een stuk ouder zullen worden
Om te voorspellen waar dit naartoe gaat, kijken wetenschappers naar onze prehistorie en bestuderen ze trends van de afgelopen 6 miljoen jaar evolutie. Sommige trends zullen zich voortzetten, vooral die welke in de afgelopen 10.000 jaar zijn ontstaan, nadat landbouw en beschaving waren uitgevonden. We worden ook geconfronteerd met nieuwe selectieve druk, zoals verminderde sterfte. Het verleden bestuderen helpt hier niet, maar we kunnen zien hoe andere soorten reageerden op soortgelijke druk. Evolutie bij huisdieren kan bijzonder relevant zijn – misschien worden we een soort gedomesticeerde aap, maar merkwaardig genoeg een door onszelf gedomesticeerde aap.
Mensen zullen vrijwel zeker evolueren om langer te leven – veel langer. Levenscycli evolueren in reactie op sterftecijfers – hoe waarschijnlijk het is dat roofdieren en andere bedreigingen je zullen doden. Wanneer de sterftecijfers hoog zijn, moeten dieren zich jong voortplanten want anders bestaat de kans dat ze zich helemaal niet kunnen voortplanten. Er is ook geen voordeel in zo’n setting aan evoluerende mutaties die veroudering of kanker voorkomen – je zal immers niet lang genoeg leven om ze te gebruiken.
Maar wanneer de sterftecijfers laag zijn, is het tegenovergestelde waar. Het is beter om de tijd te nemen om geslachtsrijp te worden. Het is ook handig om aanpassingen te hebben die de levensduur en vruchtbaarheid verlengen, waardoor je meer tijd hebt om je voort te planten. Dat is de reden waarom dieren met weinig vijanden – dieren die op eilanden of in de diepe oceaan leven, of die gewoon groot zijn – een langere levensduur hebben. Groenlandse haaien, Galapagos-schildpadden en Groenlandse walvissen worden laat volwassen en kunnen eeuwenlang leven.
Zelfs vóór de beschaving waren mensen uniek onder de apen omdat ze een laag sterftecijfer en een lang leven hadden. Jagers-verzamelaars gewapend met speren en bogen konden zich verdedigen tegen roofdieren; het delen van voedsel voorkwam hongersnood. Dus ontwikkelden we een vertraagde seksuele rijpheid en een lange levensduur – tot 70 jaar.
Toch was de kindersterfte hoog – op 15-jarige leeftijd bijna 50% of meer. De gemiddelde levensverwachting was slechts 35 jaar. Ook na de opkomst van wat we de beschaving plegen te noemen, bleef de kindersterfte hoog tot in de 19e eeuw, terwijl de levensverwachting door epidemieën en hongersnood daalde tot 30 jaar.
Vervolgens, in de afgelopen twee eeuwen, hebben betere voeding, medicijnen en hygiëne de jeugdsterfte in de meeste ontwikkelde landen teruggebracht tot minder dan 1%. De levensverwachting steeg tot 70 jaar wereldwijd en 80 in ontwikkelde landen. Deze toenames zijn het gevolg van een verbeterde gezondheid, niet van evolutie, maar ze hebben de weg geëffend voor evolutie om onze levensduur te verlengen.
Vandaag de dag is er weinig behoefte om vroeg te reproduceren. De jarenlange opleiding die nodig is om dokter, CEO of timmerman te worden, stimuleert in ieder geval om het uit te stellen. En aangezien onze levensverwachting is verdubbeld, zijn aanpassingen om de levensduur en de vruchtbare jaren te verlengen nu voordelig. Gezien het feit dat steeds meer mensen 100 of zelfs 110 jaar worden – het record is 122 jaar – is er reden om aan te nemen dat onze genen kunnen evolueren totdat de gemiddelde persoon routinematig 100 jaar of zelfs langer leeft.
Waarom we groter zullen worden
Dieren worden in de loop van de tijd ook vaak groter; het is een trend die wordt gezien bij tyrannosaurussen, walvissen, paarden en primaten – inclusief mensachtigen. Vroege mensachtigen zoals Australopithecus afarensis en Homo habilis waren klein, 120 tot 150 centimeter. Latere mensachtigen – Homo erectus, Neanderthalers, Homo sapiens – werden groter. We zijn in historische tijden blijven groeien, deels gedreven door verbeterde voeding, maar de genen daarvoor lijken ook te evolueren.
Waarom we groot zijn geworden is onduidelijk. Verminderde sterftecijfers kunnen gedeeltelijk de evolutie van de grootte stimuleren; groei kost tijd, dus een langer leven betekent meer tijd om te groeien. Maar menselijke vrouwtjes geven ook de voorkeur aan lange mannetjes. Dus zowel een lager sterftecijfer als seksuele voorkeuren zullen mensen waarschijnlijk groter maken. Tegenwoordig bevinden de langste mensen ter wereld zich in Europa, aangevoerd door Nederland. Hier zijn mannen gemiddeld 183 centimeter; vrouwen 170 centimeter. Op een dag zullen de meeste mensen misschien zo lang of zelfs groter zijn.
Minder spieren, gracieuzer, kleinere kaken en geen wijsheidstanden meer
Naarmate we groter zijn geworden, zijn we gracieuzer geworden. In de afgelopen 2 miljoen jaar werden onze skeletten lichter gebouwd, omdat we minder afhankelijk waren van brute kracht en meer van gereedschappen en wapens. Toen de landbouw ons dwong ons te settelen, werd ons leven meer sedentair, waardoor onze botdichtheid afnam. Naarmate we meer tijd doorbrengen achter bureaus, toetsenborden en stuurwielen, zullen deze trends zich waarschijnlijk voortzetten.
Mensen hebben ook hun spieren verminderd in vergelijking met andere apen, vooral in ons bovenlichaam. Dat zal waarschijnlijk doorgaan. Onze voorouders moesten antilopen slachten en wortels graven; later bewerkten en oogstten ze in de velden. Moderne banen vereisen steeds meer het werken met mensen, woorden en code – ze vergen hersens, geen spieren. Zelfs voor handarbeiders – boeren, vissers, houthakkers – nemen machines zoals tractoren, hydrauliek en kettingzagen nu een groot deel van het werk op zich. Naarmate fysieke kracht minder nodig is, zullen onze spieren steeds kleiner worden.
Onze kaken en tanden werden ook kleiner. Vroege, plantenetende mensachtigen hadden enorme kiezen en kaken voor het malen van rauwe wortels en groenten. Toen we overgingen op vlees en toen begonnen met het koken van voedsel, krompen onze kaken en tanden. Modern bewerkt voedsel – kipnuggets, Big Macs, ijsjes – vereist nog minder kauwen, dus kaken zullen blijven krimpen en we zullen waarschijnlijk onze wijsheidskiezen verliezen.
We zullen heel erg op elkaar lijken, een lichtbruine huid hebben en donker haar
Nadat mensen 100.000 jaar geleden Afrika verlieten, raakten de verafgelegen stammen van de mensheid geïsoleerd door woestijnen, oceanen, bergen, gletsjers en enorme afstanden. In verschillende delen van de wereld zorgde verschillende selectieve druk – verschillende klimaten, levensstijlen en schoonheidsnormen – ervoor dat ons uiterlijk op verschillende manieren evolueerde. Stammen ontwikkelden kenmerkende huidskleur, ogen, haar en gelaatstrekken.
Met de opkomst van de beschaving en nieuwe technologieën werden deze populaties weer met elkaar verbonden. Veroveringsoorlogen, imperialisme, kolonisatie en globalisme verschoven populaties, die onderling kruisten. Door technologie is het ook erg makkelijk geworden. Bosjesmannen zouden 50 kilometer lopen om een partner te vinden; wij leggen via het internet aan met iemand 5.000 kilometer verder en vliegen er dan in luttele uren naartoe. We zijn steeds meer één, wereldwijde bevolking die zich, ten spijt van racisten, vrij mengt. Dat zal een wereld van hybriden creëren – lichtbruine huid, donkerharig. Afro-Euro-Australo-Amerikaans-Aziaten. Hun huidskleur en gelaatstrekken neigen naar een wereldwijd gemiddelde.
Seksuele selectie zal de evolutie van ons uiterlijk verder versnellen. Nu de meeste vormen van natuurlijke selectie niet meer werken, zal partnerkeuze een grotere rol gaan spelen. Mensen kunnen aantrekkelijker worden, maar uniformer van uiterlijk. Geglobaliseerde media kunnen ook meer uniforme schoonheidsnormen creëren, waardoor alle mensen naar één enkel ideaal worden gedreven. Mannen en vrouwen. Mentaal is dat proces al in volle gang overigens.
Onze hersenen zullen (blijven) krimpen
Ten slotte zullen onze hersenen en geest, ons meest kenmerkende menselijke kenmerk, evolueren, misschien wel dramatisch. In de afgelopen 6 miljoen jaar is de hersengrootte van mensachtigen ruwweg verdrievoudigd, wat suggereert dat selectie voor grote hersenen wordt aangedreven door het gebruik van gereedschap, complexe samenlevingen en taalvaardigheden. Het lijkt misschien onvermijdelijk dat deze trend zich zal voortzetten, maar dat zal waarschijnlijk niet gebeuren.
In plaats daarvan worden onze hersenen kleiner. In Europa piekte de hersenomvang 10.000 tot 20.000 jaar geleden, net voordat we de landbouw uitvonden. Daarna werden de hersenen kleiner. Moderne mensen hebben kleinere hersenen dan onze oude voorgangers, of zelfs middeleeuwse mensen. En het is onduidelijk waarom.
Het kan zijn dat vetten en eiwitten schaars waren toen we overgingen op landbouw, waardoor het moeilijker werd om te groeien en grote hersenen te behouden. Hersenen zijn ook energetisch duur – ze verbranden ongeveer 20% van onze dagelijkse calorieën. In agrarische samenlevingen met frequente hongersnood, kan een groot brein een risico zijn.
Of misschien was het leven van jagers-verzamelaars veeleisend op een manier waarop landbouw dat niet is. In de beschaving hoef je leeuwen en antilopen niet te slim af te zijn, of elke fruitboom en drinkplaats binnen een straal van 1.000 vierkante kilometer te onthouden. Het maken en gebruiken van bogen en speren vereist ook fijne motoriek, coördinatie, het vermogen om dieren te volgen – misschien werden de delen van onze hersenen die voor die dingen werden gebruikt kleiner toen we stopten met jagen.
Een andere uitleg is dat het leven in een grote samenleving van specialisten minder denkkracht vereist dan het leven in een stam van generalisten. Mensen uit het stenen tijdperk beheersten veel vaardigheden – jagen, sporen zoeken, planten vinden, kruidengeneesmiddelen en vergif maken, gereedschappen maken, oorlog voeren, muziek maken, … Moderne mensen vervullen minder, meer gespecialiseerde rollen als onderdeel van uitgebreide sociale netwerken en maken daarbij gebruik van arbeidsdeling. In onze hedendaagse beschaving zijn we gespecialiseerd in één vak en vertrouwen we voor al het andere op anderen.
Betekent het dat we dommer zullen worden?
Dat gezegd hebbende, hersengrootte is niet alles: olifanten en orka’s hebben grotere hersenen dan wij, en Einsteins hersenen waren kleiner dan gemiddeld. Neanderthalers hadden hersenen die vergelijkbaar waren met die van ons, maar een groter deel van de hersenen was gewijd aan zicht en controle over het lichaam, wat suggereert dat er minder capaciteit was voor zaken als taal en gereedschap. Dus hoeveel het verlies van hersenmassa de algehele intelligentie beïnvloedt, is onduidelijk. Misschien zijn we bepaalde vaardigheden kwijtgeraakt, terwijl we andere hebben verbeterd die relevanter zijn voor het moderne leven. Het is mogelijk dat we de verwerkingskracht hebben behouden door minder, kleinere neuronen te hebben.
Vreemd genoeg ontwikkelden huisdieren ook kleinere hersenen. Schapen verloren 24% van hun hersenmassa na domesticatie; voor koeien is dit 26%; bij honden zelfs 30%. Dit roept een verontrustende mogelijkheid op. Misschien is de bereidheid om passief mee te gaan met de stroom (misschien zelfs minder te denken) als een gedomesticeerd dier, wat tot kleinere hersenen heeft geleid.
We zullen conformistischer – en saaier – zijn
Onze persoonlijkheden zullen ook evolueren. Het leven van jagers-verzamelaars vereiste agressie. Ze jaagden op grote zoogdieren, vochten om partners en voerden oorlog met naburige stammen. Wij halen vlees uit een winkel en wenden ons tot politie en rechtbanken om geschillen te beslechten. Hoewel de oorlog niet is verdwenen in onze wereld zoals we jammer genoeg de jongste weken hebben moeten merken, is het wel zo dat er nu relatief gezien minder doden vallen door geweld dan ooit in de geschiedenis. Agressie zou op die manier kunnen verdwijnen.
Veranderende sociale patronen zullen ook ons karakters veranderen. Mensen leven in veel grotere groepen dan andere apen en vormden stammen van ongeveer 1.000 jager-verzamelaars. Maar in de wereld van vandaag leven mensen in grote miljoenensteden. In het verleden we noodzakelijkerwijs weinig relaties en waren die vaak levenslang. Nu wonen we in een zee van mensen, verplaatsen we ons vaak voor werk en vormen we duizenden relaties, vele vluchtig en, in toenemende mate, zelfs virtueel. Al die dingen zouden ons ertoe moeten aanzetten om extravert, open en tolerant te worden. Maar om door zulke uitgestrekte sociale netwerken te navigeren, kan het ook nodig zijn dat we meer bereid zijn om ons aan anderen aan te passen – en om meer conformistisch te zijn.
Niet iedereen is psychologisch goed aangepast aan zo’n bestaan. Onze instincten, verlangens en angsten zijn grotendeels die van voorouders uit het stenen tijdperk, die betekenis vonden in jagen en foerageren voor hun families, oorlog voeren met hun buren en bidden tot vooroudergeesten in het donker. De moderne samenleving voorziet goed in onze materiële behoeften, maar is minder in staat om te voorzien in de psychologische behoeften van onze primitieve holbewonerhersenen.
Wellicht hierdoor hebben steeds meer mensen last van psychische problemen zoals eenzaamheid, angst en depressie. Velen wenden zich tot alcohol en andere middelen. Selectie tegen kwetsbaarheid daarvoor kan onze mentale gezondheid verbeteren en ons als soort gelukkiger maken. Maar daar zou wel een prijskaartje aan kunnen hangen. Een verontrustende gedachte is dat gekwelde geesten uit de genenpool zullen worden verwijderd – maar mogelijk ten koste van het elimineren van het soort vonk dat visionaire leiders, geweldige schrijvers, artiesten en muzikanten heeft gecreëerd. Toekomstige mensen zijn misschien beter aangepast – maar minder leuk om mee te feesten en minder geneigd snel een (wetenschappelijke) revolutie te lanceren – stabiel, gelukkig maar … saai.
Maar kunnen er nieuwe menselijke soorten ontstaan?
Er waren ooit gelijktijdig minstens negen menselijke soorten, nu zijn wij het alleen. Maar kunnen er nieuwe menselijke soorten ontstaan? Om dat te laten gebeuren, hebben we geïsoleerde populaties nodig die onderhevig zijn aan duidelijke selectieve druk. Afstand isoleert ons niet langer, maar reproductieve isolatie zou theoretisch kunnen worden bereikt door selectieve paring. Als mensen cultureel gescheiden zouden zijn – trouwen op basis van religie, klasse, kaste of zelfs politiek – zouden er verschillende populaties, zelfs soorten, kunnen ontstaan.
In The Time Machine zag sciencefictionschrijver H.G. Wells een toekomst waarin een klassenmaatschappij verschillende soorten creëerde. De hogere klassen evolueerden tot de mooie maar nutteloze Eloi, en de arbeidersklassen werden de lelijke, ondergrondse Morlocks – die in opstand kwamen en de Eloi tot slaaf maakten.
In het verleden hebben religie en levensstijl soms genetisch verschillende groepen voortgebracht, zoals bijvoorbeeld te zien is bij joodse en zigeunerpopulaties. Tegenwoordig verdeelt de politiek ons ook – zou dat ons genetisch kunnen verdelen? Progressieven gaan steeds dichter bij andere progressieven aanleunen, en conservatieven blijven in de buurt van conservatieven; velen aan de linkerkant zullen geen Trump-fans daten en vice versa.
Zou dit twee soorten kunnen creëren, met instinctief verschillende opvattingen? Waarschijnlijk niet. Maar voor zover cultuur ons verdeelt, kan het de evolutie op verschillende manieren en bij verschillende mensen stimuleren. Als culturen diverser worden, kan dit de menselijke genetische diversiteit behouden en vergroten.
De evolutie zelf is geëvolueerd: we hebben ons lot nu voor een stuk zelf in handen
Maar in sommige opzichten kan de toekomst radicaal anders zijn dan het verleden. De evolutie zelf is geëvolueerd. Een van de meer extreme mogelijkheden voor de toekomst is gerichte evolutie, waarbij we de evolutie van onze soort actief controleren. We doen dat eigenlijk al als we partners kiezen met uiterlijk en persoonlijkheden die we leuk vinden. Duizenden jaren lang hebben jager-verzamelaars huwelijken gearrangeerd, op zoek naar goede jagers voor hun dochters. Zelfs als kinderen een partner kozen, werd van mannen over het algemeen verwacht dat ze de ouders van de bruid om goedkeuring vroegen. Vergelijkbare tradities bestaan tegenwoordig elders.
En in de toekomst zullen we dit doen met veel meer kennis en meer controle over de genen van ons nageslacht. We kunnen onszelf en embryo’s nu al screenen op genetische ziekten. We zouden mogelijk embryo’s kunnen kiezen voor gewenste genen, zoals we doen nu al doen met gewassen. Het is bewezen dat rechtstreekse bewerking van het DNA van een menselijk embryo mogelijk is – maar we vinden het (nu nog) moreel weerzinwekkend. Toch is het niet echt moeilijk je een toekomst voorstellen waarin je een slechte ouder zou zijn om je kinderen niet de best mogelijke genen te geven.
Digitale code helpt nu bij het kiezen welke genetische code wordt doorgegeven aan toekomstige generaties
Computers zorgen ook voor een geheel nieuwe selectiedruk. Omdat er steeds meer matches worden gemaakt op smartphones, tables en laptops delegeren we beslissingen over hoe de volgende generatie eruitziet aan computeralgoritmen, die onze potentiële matches aanbevelen. Digitale code helpt nu bij het kiezen welke genetische code wordt doorgegeven aan toekomstige generaties, net zoals het bepaalt wat je online streamt of koopt. Dit klinkt misschien als duistere sciencefiction, maar het gebeurt al. Onze genen worden door de computer gecureerd, net als onze muziekafspeellijsten. Het is moeilijk om te weten waar dit toe leidt, maar we moeten ons zeker beginnen afvragen of het helemaal verstandig is om de toekomst van onze soort over te dragen aan smartphones, het internet en de bedrijven erachter. Goed beseffend dat als technologie en cultuur een periode van versnelde verandering ingaan, onze genen dat ook zullen doen.
(jvdh)