Triestig, de statistieken en grafieken van de jeugdwerkloosheid in Europa! Ondanks een kleine daling in de werkloosheidscijfers van enkele lidstaten, vindt 23 procent van de jongeren geen werk. Eurofound, het agentschap dat streeft naar een verbetering van de levens- en arbeidsomstandigheden, heeft een onthutsend rapport geschreven over de jeugdwerkloosheid in de EU.
Het rapport is een analyse van de Europese jongeren op de arbeidsmarkt. Het focust eveneens op de overgang van school naar de arbeidsmarkt en de manier waarop jongeren de crisis het hoofd bieden. Ook het beleid van de verschillende Europese landen wordt onder de loep genomen. Want hoewel de financiële crisis op elke lidstaat een ander effect heeft gehad, hebben alle Europese staten besparingen ingevoerd die de welvaart én de toekomst van jongeren aantast.
Miljaarde! Meer dan 14 miljoen werkloze jongeren
Als we kijken naar onze buurlanden, doet België het slecht. In Nederland werkte in 2012 zo een 63 procent van de jongeren voltijds, in Duitsland was dat 46 procent. België stelde amper 25 procent van de jongeren te werk. Griekenland scoorde dan weer het slechtst met 13 procent. In 2012 waren ongeveer 14,6 miljoen jongeren in Europa werkloos.
Het feit dat (Belgische) jongeren steeds langer studeren zorgt er wel voor dat ze minder snel aan het werk zijn. Dat kan de slechte cijfers deels verklaren, maar het neemt niet weg dat de werkloosheidscijfers dramatische proporties aannemen. Dus besliste de Europese Commissie dat de doorstroming van jongeren naar de arbeidsmarkt een centrale plaats moest krijgen op de Europese agenda. Het ‘jeugdwerkgelegenheidspakket’ moet de werkloosheid bij jongeren bestrijden. De EU besliste ook dat er (in de periode van 2014-2020) 6 miljard euro vrijgemaakt moet worden om jongeren te helpen.
‘Snelle’ Scandinaviërs en ’trage’ Italianen
De overgang van school naar werk is niet hetzelfde in alle EU-landen. Zo zouden het ‘Noorse model’ en het ‘leerlingsstelselmodel’ van Oostenrijk en Duitsland het succesvolst zijn. Het ‘Oost-Europese’ en het ‘mediterrane model’ hebben meer moeite met die overgang, zij worden gekenmerkt door een zeer trage en late overgang naar onafhankelijkheid en autonomie. Met andere woorden Spaanse en Italiaanse schoolverlaters hebben het moeilijker om een job te vinden dan Deense jongeren.
Dat er bij de schoolverlaters steeds meer hogeropgeleiden zitten, bemoeilijkt de situatie van jongeren op de arbeidsmarkt. Jongeren met een universitair diploma moeten zich vaak tevreden stellen met een job beneden hun opleidingsniveau. Hierdoor pikken zij echter beschikbare jobs van de lageropgeleiden in. Binnen enkele jaren tijd is het aantal hogeropgeleiden met zo een jobs gestegen van 38 procent naar 53 procent. In 2009 had de gemiddelde Europeaan meer dan een half jaar nadat hij afgestudeerd was, werk gevonden. Na een jaar had 70 tot 80 procent van de Belgen werk.
Onzekere toekomst
Enthousiaste, pas afgestudeerde jongeren worden met hun neus op de feiten gedrukt wanneer zij na verwoede pogingen nog steeds geen werk gevonden hebben. Op deze manier worden zij als het ware verplicht hun zoektocht te verruimen en te kiezen voor een job die dus minder aansluit bij hun ‘droombaan’.
Ook het type contract is niet altijd de eerste keuze. Jongeren tekenen steeds meer tijdelijke contracten, waardoor er dus vooral gekeken wordt naar de toekomst op korte termijn. Minder dan een kwart van de jongeren slaagt erin een vast contract te krijgen.
De ’tijdelijke werkers’ zijn een kwetsbare groep, volgens Eurofound. Jongeren die veel tijdelijke contracten hebben op hun cv, worden minder snel aangenomen en kunnen sneller ontslagen worden. Deze jongelui wacht dus een onzekere toekomst. Het rapport zegt dat tijdelijke contracten meer en beter geïntegreerd moeten worden in de arbeidsmarkt zodat ze juist de start kunnen zijn van een carrière.
Van part-time…
Naast de tijdelijke contracten, ‘kiezen’ ook meer jongeren voor een part-time job. Over heel Europa is het aantal jongeren dat part-time werkt, gestegen met vijf procent sinds het begin van de crisis. In België werkt ongeveer een op vier van de jongeren deeltijds, bij onze Noorderburen is dat zelfs 40 procent. Omdat de studiekosten in Nederland veel hoger liggen dan bij ons, zien de Nederlandse jongeren zich dan ook verplicht hun studies te combineren met een deeltijdse baan.
Een voltijdse job lijkt wel een luxe, een tendens onder de jongeren is dat ze vaak van werk veranderen. In 2011 veranderde 15 procent van de Europese jongeren van job, tegenover slechts 7 procent oudere werknemers. Logischerwijze zijn dit ook de landen met werknemers die het grootste aantal tijdelijke contracten hebben.
…naar ‘paar-time’
Het effect van de cijfers wordt duidelijk in de context van de doorstroming van jongeren. Hieruit blijkt dat de verschillende gebeurtenissen in de overgang van jongeren naar volwassenheid (zoals uit huis gaan en zelf kinderen krijgen) sterk verband houden met de economische onafhankelijkheid. Deze zelfstandigheid kan enkel bereikt worden door een succesvolle doorstroming van school naar werk. In de landen waar dit sneller gebeurt, gaan de jongeren ook eerder uit huis.
In Finland woont 50 procent van de jongeren al alleen (of samen met zijn partner) vóór zijn 23ste. Ook in Denemarken gaat de helft van de jongeren alleen wonen op zijn 19de, om dan enkele jaren later te gaan samenwonen met de partner. Hoewel ze in de Scandinavische landen vroeger het ouderlijk nest verlaten, stellen deze jongeren hun kinderwens langer uit dan andere landen. Het is dus niet zo dat landen waar jongeren vroeger gaan alleen wonen of samenhokken, ook automatisch de landen zijn waar men op jonge leeftijd kinderen krijgt. Het grootste deel van de Belgen krijgt zijn eerste kind niet voor zijn 30ste en woont eerst zeven jaar samen met zijn partner vooraleer aan kinderen te beginnen.
Het rapport verduidelijkt dat de moeilijke overgang van school naar werk invloed heeft op de levenskeuzes van jongeren. Door de crisis zouden we steeds op latere leeftijd aan kinderen beginnen, maar dat is dan ook weer afhankelijk van lidstaat tot lidstaat.
Eurofound uit toch zijn ongerustheid. In landen waar de crisis ernstige gevolgen had zoals Italië, Spanje en Griekenland, stellen mensen hun kinderwens uit tot na hun 35ste. Doordat jongeren nog niet sterk genoeg staan op financieel gebied, gaan ze later aan kinderen beginnen. Het hebben van werk is bij velen dus nog altijd een voorwaarde voor het hebben van kinderen. Dat kan zijn gevolgen hebben voor landen waar sowieso al een demografische daling was.
(W)onderwijs
Dat ongeveer 14 miljoen jongeren in Europa niet aan de bak komt, heeft natuurlijk gevolgen voor de economie. Eurofound zegt dat het verlies van de Europese markt geschat wordt op zo een 162 miljard euro.
De oplossing ligt bij het onderwijssysteem, klinkt het. Opleidingen die een theoretische opleiding combineren met praktijkgerichte lessen en stages, geven hun studenten het meeste kans op de arbeidsmarkt. Zeker wanneer werknemers binnen de muren van hun huidige job van een extra opleiding kunnen genieten. Deze investering gebeurde al in landen zoals Nederland, Duitsland en Denemarken.
De Belgische markt zou te veel gericht zijn op ‘werkervaring’ zegt het rapport. Dat terwijl in 2009 amper 10 procent van de jongeren tijdens zijn studies werkervaring opdeed. In Nederland werkte 60 procent van de studenten tussendoor. Dus moet er dringend gesleuteld worden aan de opleidingen en meer aandacht gaan naar de praktijk. De European Youth Guarantee-maatregel moet ervoor zorgen dat iedere Europese jongere een job aangeboden krijgt, inclusief extra opleiding tijdens de eerste werkmaanden.
Je kan het volledige rapport van Eurofound hier bekijken. (Bronnen: Eurofound, Mapping youth transitions in Europe, Publications Office of the European Union, Luxembourg)