Er zijn veel vragen rond het dodelijk verkeersongeval van gisteren in Ekeren, waarbij een vrouw verschillende auto’s en fietsers aanreed na een epilepsieaanval. Heel vaak gebeurt dat gelukkig niet, omdat je verplicht bent om onmiddellijk na de diagnose je rijbewijs in te leveren én omdat epilepsie goed te behandelen is. Dit zijn acht dingen die je moet weten over de ziekte.
1. Je spreekt pas van epilepsie na twee aanvallen
Verschillende mensen krijgen in hun leven één epileptische aanval, die het gevolg zijn van een abnormaal elektrisch verschijnsel in de hersenen. Van de ziekte ‘epilepsie’ wordt echter maar gesproken na twee aanvallen.
2. Er zijn verschillende soorten aanvallen
De abnormale elektrische ontlading kan gebeuren in een beperkte zone van de hersenschors of in beide schorsen. Daardoor zijn er verschillende soorten aanvallen. Bij gegeneraliseerde aanvallen worden beide hersenhelften getroffen, bij partiële aanvallen slechts een stuk van de hersenschors. Een derde soort zijn de partieel secundair gegeneraliseerde aanvallen, die beginnen in één hersenschors en zich daarna uitbreiden naar beide delen.
Daarnaast zijn er ook verschillende symptomen. Bij sommige aanvallen verliest de patiënt het bewustzijn, bij andere gebeurt dat niet. Sommige patiënten krijgen stuiptrekkingen, anderen horen, voelen of proeven dingen die er niet zijn.
3. Er zijn meer patiënten dan je denkt
Epilepsie is na migraine de meest voorkomende neurologische aandoening. Wereldwijd lijden naar schatting 50 miljoen mensen aan epilepsie. In België zou het gaan om zo’n 70.000 patiënten. Iedereen kan ermee te maken krijgen, maar kinderen en oudere volwassenen worden wel het vaakst getroffen.
4. De oorzaak wordt vaak niet gevonden
Er zijn twee soorten oorzaken voor epilepsie: verworven (litteken, tumor, trombose, …) of aangeboren. Maar wat de precieze oorzaak is van de epilepsie, wordt maar in een minderheid van de gevallen echt duidelijk. Tot 70 procent van de patiënten krijgt nooit een sluitende verklaring.
5. Medicatie helpt vaak
Tussen 60 à 80 procent kan volledig aanvalsvrij worden door medicatie, op voorwaarde dat die consequent en op de juiste manier ingenomen wordt.
6. Het gaat vaak gepaard met andere ziektes
Epilepsie wordt geassocieerd met enkele andere ziektes: een slecht geheugen, ADHD, stemmingswisselingen, depressies, angst, schizofrenie.
7. Het heeft veel gevolgen voor het dagelijkse leven
Die angst is natuurlijk niet onlogisch, want je moet leven met de voortdurende dreiging van een aanval die altijd en overal kan voorkomen. Uitgaan, vrienden maken, werk zoeken worden daarom vaak als een pak moeilijker ervaren. Lichte aanvallen – waarbij je geen controle hebt over je lichaam en vreemde spasmes hebt – worden ervaren als extreem gênant. Bovendien is er ook veel onbegrip en onwetendheid.
Vrouwen met epilepsie kunnen en mogen zwanger worden, maar moeten zich wel extra laten opvolgen.
8. Patiënten moeten hun rijbewijs (tijdelijk) inleveren
Sinds september 2010 gelden nieuwe regels voor patiënten met epilepsie: binnen de vier werkdagen na de diagnose moeten ze hun rijbewijs inleveren. Als je aanvalvrij bent, kan de behandelende arts een geschiktheidsattest geven. Daarmee kunnen patiënten een rijbewijs met beperkte geldigheidsduur bekomen. Daarop staat de duur van de rijgeschiktheid en eventuele beperkingen (enkel overdag, niet op de autosnelweg, geen passagiers, …). De eerste keer is het rijbewijs een jaar geldig, daarna volgt een rijgeschiktheidsattest van bepaalde duur.
U kan hier de folder van de Belgische epilepsieliga omtrent het rijbewijs downloaden
Wat moet je doen als iemand een epilepsieaanval heeft?
– In de eerste plaats: kalm blijven. Normaal gezien stopt een aanval na een paar minuten.
– Zorg ervoor dat de patiënt zich niet kan kwetsen. Zet gevaarlijke voorwerpen aan de kant en leg een kussen (of iets dat erop lijkt) onder zijn hoofd.
– Hou de patiënt niet in bedwang en stop zeker niets in zijn of haar mond.
– Als het slachtoffer na de stuiptrekkingen bewusteloos blijft liggen, moet je zijn ademhaling controleren en voor vrije luchtwegen zorgen. Als hij normaal ademt, kan je de patiënt op zijn zij draaien.
– Schakel medische hulp in als de aanval langer dan een paar minuten duurt en/of als de patiënt zich verwondt. Kijk eventueel of de persoon een briefje op zak heeft, waarop staat wie je moet contacteren.
In dit filmpje van het Rode Kruis wordt alles nog eens op een rijtje gezet.