De zweeppartij, dat blijft PVDA. Voorzitter Peter Mertens ziet zich als de leider van een “links authentiek blok” in oppositie, dat “moet duwen waar het pijn doet”, tegen deze Vivaldi-ploeg. Kop van Jut? Vooral de PS:
- “De PS is echt een machtspartij. Zoals de CVP heel lang de staatspartij in Vlaanderen is geweest, is de PS tot vandaag de staatspartij in Wallonië. Zonder lidkaartje wordt er niet veel geregeld daar.”
- “Dat men vanuit de PS akkoorden heeft gezocht met de N-VA, wij verschieten daar niet zo van. De PS is tot veel bereid om haar macht te behouden en heeft dat in de geschiedenis ook altijd gedaan.”
2020 was een speciaal jaar. Als u het zelf een score moet geven tussen nul en tien?
“Ik denk dat er twee parameters zijn. Er is een parameter van de eenzaamheid, de mensen die hun jobs kwijt zijn, de ellende eigenlijk. Dat is twee op tien, dat is weinig perspectief. Faillissementen.”
“Maar dan, zoals Camus het zegt, hij heeft een boek geschreven over de pest. In elke plaag zie je de andere kant van de mens. En op het gebied van de weerbaarheid, de solidariteit, de onderlinge hulp, zeker tijdens de eerste golf, zag je ook iets heel creatiefs gebeuren en iets moois. En dat is dan zeven, acht op tien.”
“Dus het zal ertussen liggen, naargelang de parameter.”
Hebt u voor uzelf een hoogtepunt in dat jaar?
“Nee, ik heb wel wat meegemaakt … Mijn schoonvader is helemaal in het begin van de coronacrisis overleden.”
“Op 13 maart, toen de lockdown op vrijdag inging. Het was de laatste keer dat ik hem gezien heb en ik had het zelfs niet door. Want ik ging naar het ziekenhuis en toen ik buitenkwam, werd het ziekenhuis afgespannen. Ik heb hem daarna nooit meer gezien.”
Hij is overleden aan corona?
“Nee, nee. Aan kanker. Hij heeft zich doodgerookt.”
“Maar alleen zijn kinderen mochten dan nog bij het proces zijn in het ziekenhuis vanaf 13 maart. Dus ik wist niet dat het de laatste momenten waren met hem.”
“Op de uitvaart mochten wij ook maar met vijftien zijn. Dat was heel bevreemdend. Dat was wel buiten, op een kerkhof onder een treurwilg. Heel mooi, maar wel maar met vijftien.”
“En ik reed terug naar huis van die uitvaart in de auto en ik hoorde toen nog eerste minister Wilmès op de radio zeggen: ‘We moeten streng zijn. We moeten de normen volgen en we mogen maar met vijftien voor een uitvaart zijn.’ Maar tegelijkertijd hoorde ik ook dat bijvoorbeeld een fabriek voor uitlaatpijpen bleef draaien met 150 mensen binnen.”
“Toen dacht ik: er klopt toch ergens iets niet. Met vijftien mensen een uitvaart van een dierbare buiten, en met 150 mensen in een productiehal uitlaatpijpen? Die verhoudingen zitten toch niet juist. En dan heb ik besloten om daar een boekje over te schrijven: Ze Zijn Ons Vergeten.”