Voor het eerst sinds 1995 halen de separatisten bij de regionale verkiezingen in Catalonië meer dan 50 procent van de stemmen. Dat hebben ze vooral te danken aan Covid en de daaruit voortvloeiende lage opkomst: 53,55 procent vergeleken met 79,09 procent in 2017.
Catalonië bevond zich al jaren in een impasse, waarbij de separatisten geen 50% van de stemmen haalden. Wel bekwamen ze telkens opnieuw een meerderheid dankzij de zetelverdeling. Dat is een gevolg van een in 1980 gestemd decreet. Daarbij krijgt de provincie Barcelona – waar 77 procent van de Catalanen woont – slechts 63 procent van de zetels. Een manier om het belang van de grootstad in te perken tegenover het traditioneel meer nationalistische platteland. De provincie Lerida bijvoorbeeld, waar 5,7 procent van de Catalanen woont, krijgt 11 procent van de zetels.
Winnaar van de verkiezingen van zondag is het socialistische PSC, dat 50.000 stemmen meer behaalt dan het nationalistische ERC, maar dankzij voormeld decreet – net als de ERC – ook op 33 zetels strandt.
Indien ERC, JuntsxCat (partij Puigdemont) en de antikapitalistische CUP samen een regering vormen hebben ze een absolute meerderheid. Ook een linkse meerderheid van ERC, PSC en nog een kleinere partij is mogelijk, maar lijkt onwaarschijnlijk.