Achterom kijken, daar doet Arno niet aan mee en dus heeft hij op zijn 70e met ‘Santeboutique’ ook gewoon weer een nieuwe plaat gemaakt

Sinds 21 mei is Arno er zeventig. Raymond wordt het volgend jaar. Onze rockers worden oud. Wanneer we ’t met Arno over zijn leeftijd hebben, kijkt hij ons aan alsof hij het zelf ook niet kan geloven. Stilstaan bij het verleden of de toekomst doet hij echter niet: Arno leeft in het nu. En dus heeft hij gewoon ook weer een nieuwe plaat gemaakt: Santeboutique’, nummer 15 ondertussen onder de naam Arno.

Arno Hintjens: Gisteren is dood voor mij. En morgen bestaat nog niet. Dat is meer dan een boutade. Ik heb altijd al in het nu geleefd en ik ga dat blijven doen. Ik heb er ook nog nooit over nagedacht over hoe ik geëvolueerd ben als zanger, tekstschrijver of muzikant of hoe ik zou moeten evolueren. Ik doe gewoon mijn goesting, met dien verstande dat ik mezelf nooit wil herhalen. Als ik naar een oude plaat van mij luister dan merk ik ook op dat het anders is. Maar da’s nooit bewust gebeurd.

De eerste keer Elvis

En toch staat de tijd niet stil. In Court-Circuit Dans Mon Espirit zing je “J’ai perdu ma jeunesse/mais j’aime encore Elvis.” Was hij het die je deed beseffen “Fuck, muziek doet iets met mij”?

Arno: Muziek is mijn maîtresse. Altijd geweest. Ik herinner me nog toen ik acht was en ik had een vriend die een paar huizen verder woonde in dezelfde straat. Als we buiten gingen spelen ging ik ‘m altijd ophalen. Dat was in de jaren vijftig en die vriend had twee zussen: Dorothy en Raymonde. Die meisjes waren tieners in die tijd en die hadden 45-toeren platen. Het is bij hen dat ik Elvis voor de eerste keer gehoord heb. Ja, dat doet iets met een mens. Elvis heeft me doen vertrekken. Maar Telstar van The Ventures heb ik daar bijvoorbeeld ook de eerste keer gehoord. De ene heeft meer invloed gehad op de geschiedenis dan de ander, maar mij hebben ze evenzeer geraakt toen.

Je kan je dat nu niet meer voorstellen, maar alles was nieuw toen. Er was nog geen kleurentelevisie. Laat staan een gsm. De wereld was nog zo vers voor een ventje van acht.

Ondertussen is er veel gebeurd. ‘Santaboutique’ is je vijftiende album onder de naam Arno. Het 24e album in totaal. Ben je nog zenuwachtig voor reacties?

Arno: Zenuwachtig zou ik het niet noemen. Benieuwd, dat wel. Er zijn bijna drie AB’s uitverkocht nu, de mensen willen duidelijk nog wel wat Arno. Ik ben een paar maanden geleden ook op tournee geweest in Japan. De platen van T.C. Matic zijn daar destijds ook uitgekomen dus nu staat er altijd zo’n rijtje gasten van vijftig, zestig jaar die vragen om hun platen te tekenen. ’t Waren wel Japanse persingen dus we hebben er destijds geen cent van gezien. We speelden ook in heel Europa toen, en in Amerika. Als Arno heb ik trouwens ook regelmatig in Amerika gespeeld. Of in Vietnam.

Ik ben te jong om het bewust te hebben meegemaakt, maar als ik nu nog eens een plaat van T.C. Matic opleg: die klinkt nog altijd fris.

Arno: Ik vind dat ook. Ik had een groep, Tjens Couter destijds. Eind jaren zeventig was ik in The States, waar ik ontdekt heb dat ik Europeaan ben. Daar en toen heb ik beslist om Europese muziek te maken. Dat is T.C. Matic geworden. Dat wilde dan ook zeggen dat het Frans en het Engels door elkaar gebruikt mochten worden, dat het Belgische surrealisme ook een plaats verdiende in onze muziek. Je hoort het nog allemaal in die muziek vandaag en dat maakt me wel blij. Er was niets dat niet kon.

Niet werken, maar spelen

Een paar maanden geleden sprak ik met Steven Van Zandt, de gitarist van Bruce Springsteen die 69 wordt dit jaar. Wat hij vertelde kwam neer op: “Ik vind niet dat ik iets gepresteerd heb in m’n leven.” Hij vertelde dat hij niet kon stilzitten en altijd maar moest werken. Hetzelfde lees ik in de perstekst bij het nieuwe album uit jouw mond: “Ik ga zelfs niet meer op vakantie, tegenwoordig. Er moet gewerkt worden.”

Arno: Ik kan niet niks doen. Ik verveel me letterlijk dood dan. Die adrenaline die bij mijn werk hoort, ik heb die nodig. Ik heb de muziek ook nodig. Zonder muziek ben ik niks. Ik vind ook niet dat ik werk hé. Ik speel wat. Er is geen plek waar ik me sneller “Wat doe ik hier?” zal afvragen dan aan de rand van een zwembad met m’n voetjes in het water. Lezen aan het zwembad zegt me niks, ik zal wel lezen terwijl ik onderweg ben, op treinen en op de bus.

Aha, zo doe ik het ook. Ik heb geen rijbewijs dus dat zijn wel wat uurtjes.

Arno: Ik heb ook geen rijbewijs. Hoe ouder ik word, hoe blijer ik daarmee ben. En wat een geluk voor de andere mensen. (lacht)

Geen tijd voor de dood

Je hebt opnieuw samengewerkt met de legendarische producer John Parish. Hoe was dat?

Arno: Als een terugkeer in het oude bekende. John is een vriend van me. Het was ook al de derde keer dat hij een plaat van me producete. ’t Is een grote naam in de muziek, maar voor mij was het vrienden onder elkaar. De meeste nummers heb ik samen geschreven met Mirko Banovic en Bruno Fevery, ook vrienden. Ze hebben die plaat echt mee vormgegeven. Ik doe dat allemaal niet alleen.

Je bent 70, dan begint een mens al eens na te denken over zijn leven. Dat zit ook in Naturel: “Et la vie parle de la mort/Et la mort parle de la vie.” Ik ben er 33 en ik denk ook elke dag aan de dood. Omdat ik wil leven.

Arno: We gaan allemaal dood, maar ik wil daar liefst niet aan denken. Ik heb vandaag geen tijd voor de dood. Ik wil nog veel te veel doen. Het voordeel is: omdat ik altijd bezig ben, heb ik ook weinig tijd om na te denken dat ik er toch al 70 ben… Je weet dat het er ooit zit aan te komen, maar in tussentijd gaat het leven gewoon door. En dan we zien wel. Ik wil nu trouwens niet doodgaan, de bloemen zijn veel te duur. (lacht)

In hetzelfde nummer noem je jezelf ook “un vieux optimiste” én “un vieux pessimiste.” Ben je allebei?

Arno: Ik zing het ook op de plaat: ik ben een oude spermazoïde. Je beseft toch dat we ooit allemaal een race hebben gewonnen? Optimisme of pessimisme, daar zit ik zo wat tussen. Ik ben meer een Arnoïst. Ik vind het oké dat ik ben wie ik ben, maar ik zou niet willen dat iedereen is zoals ik. Dan zitten we pas in de stront. Ik kan niemand anders zijn, ik kan niemand anders meer worden. Ik wil gewoon niemand kwaad doen.

Nooit een joint alleen gerookt

Mijn beeld van Arno-zijn is: totale vrijheid, je goesting doen en al-tijd je goesting doen.

Foto door Danny Willems

Arno: Da’s waar. Ik heb geluk gehad. Als ik geen muziek zou kunnen maken, ik heb geen idee wat ik dan in dit leven gedaan zou hebben. Ik stotterde vroeger hé. En het is dankzij de muziek dat ik me ben kunnen beginnen uiten. Ik was heel introvert omdat ik schrik had dat de mensen me zouden uitlachen met m’n stotteren. Misschien ben ik daardoor wel muziek beginnen maken, onbewust. Vandaag ben ik nog altijd introvert, maar niet op het podium. De muziek geeft me elke keer opnieuw energie.

De eerste jaren muziek zullen, zeker financieel, niet gemakkelijk geweest zijn. Heb je er ooit over gedacht om te stoppen en iets anders te gaan doen?

Arno: Nooit. Eerlijk waar. Het waren ook andere tijden. Ik heb nooit een joint alleen gerookt. Nu rook ik niet meer, maar indertijd: wij deelden joints, maar wij deelden ook de inhoud van de koelkast. Jonge gasten gingen niet op restaurant vroeger. Whisky-cola was voor de bourgeois. Luxe was niet cool en wie kwam aanbellen – dikwijls zonder aankondiging, want er was geen gsm – , daar werd mee gedeeld.

Los van optimisme of pessimisme hoor ik ook relativering, in Ostende Bonsoir: “C’est pas grave/demain sera un autre soir.” Er komt altijd een nieuwe dag.

Arno: Dat is hoe ik in het leven sta. Ik zei het al: ik heb geluk gehad. Echt. Ik ben er nog en ik heb nooit een dag gewerkt. Ik ben heel impulsief en net daardoor denk ik dat ik alles uit het leven heb gehaald wat erin zit. Of toch bijna alles. Normaal gezien slaap ik tot de middag. De laatste tijd is dat moeilijker, want ik moet interviews geven. (lacht) Dan drink ik m’n thee en dan begin ik. Tot een stuk in de nacht. Ik leef meer ’s nachts dan overdag.

Wat mij geruststelt is: de wereld draait altijd verder. Trump of geen Trump? Brexit ja of neen? In het licht van de eeuwigheid stelt het allemaal niet zo veel voor. Er zal een periode komen dat Trump alleen nog maar in de geschiedenisboeken zal staan. De Belgische politiek, dat is al helemaal een rommeltje. Wat het ook relativeert: in Parijs of Londen wonen meer mensen dan in België. Zo belangrijk is het allemaal ook weer niet.

Platen kopen op Portobello Road

Eén van de nieuwe nummers heet Lady Alcohol. Daarin zing je: “I was not wrong to leave her/but I was wrong to come back.” Drink je veel?

Arno: Met periodes heb ik dat gehad. Ik ben niet graag afhankelijk van iets en ik heb een hekel aan katers. Ik drink nooit thuis, altijd sociaal. Wat mij geruststelt is: als ik besluit om ermee te stoppen, lukt dat ook.

Kan jij je weg nog wat vinden in de muziek die vandaag gemaakt wordt? Volg je het nog?

Arno: In de jaren zestig, vroege jaren zeventig ging ik altijd platen kopen op Portobello Road in Londen. Eén zaterdag in de maand. Op zoek naar nieuwe muziek die ze hier nog niet kenden. Ik luisterde naar John Peel en dan ging ik kopen wat ik daar gehoord had. In België had je Guy Mortier. Die heeft in België veel veranderd. De rock-‘n-roll hier op de kaart gezet.

Over Humo gesproken: ik las daar iets in een recent interview met jou dat me heel blij maakt: je hebt een hekel aan shorts. Ik heb dat ook.

Arno: Kijk, iedereen doet wat hij wil, maar ik doe het niet aan. Toen ik vroeger nog voetbal speelde droeg ik ook geen short en ik ga er nu ook niet mee beginnen. (lacht) Er zijn veel kosten aan mij, dat weet ik, maar ik heb dat leren aanvaarden.

Meer
Lees meer...