Brexit doet steeds meer pijn – en niet alleen in het VK

Het pond is op anderhalf jaar met bijna 10 procent gestegen ten opzichte van de euro. Die opmars is overigens geen aanwijzing dat de Britse economie de dubbele klap van corona en brexit goed te boven komt. Het vertrek uit de EU laat zich bovendien ook op het vasteland voelen.

Op valutamarkten kunnen de Russische troepenbewegingen aan de grens met de Oekraïne de aandacht niet afleiden van wat er aan het rentefront gebeurt. Over precies een maand komt het bestuur van de Bank of England (BoE) bij elkaar om een nieuwe renteverhoging aan te kondigen. Het moet namelijk wel heel raar lopen als ze daar toch vanaf zien. 

Bij de vorige bijeenkomst op 3 februari stemde de helft van de bestuursleden er al voor om de rente met een half in plaats van een kwart procent te verhogen. En sindsdien zijn de inflatieverwachtingen in het land behoorlijk opgelopen. De BoE houdt er nu rekening mee dat de inflatie in april een topniveau bereikt van 7,25 procent. 

Salarisverhoging? Liever niet te veel!

Voor BoE-voorzitter Andrew Bailey was de felle inflatiestijging al aanleiding om werknemers op te roepen om alsjeblieft niet te veel salarisverhoging te vragen. Die oproep leverde hem een voorspelbare lading kritiek op. Het geeft ook aan hoe bang hij is dat de tijdelijke opleving van de inflatie een meer structureel karakter krijgt als gevolg van een loon-prijsspiraal. Voorlopig is de stijging van de inflatie namelijk vooral het gevolg van tijdelijke tekorten. 

Hierdoor wordt de prijs van allerlei zaken opgedreven: van aardgas en onderdelen tot truckchauffeurs en zelfs CO2 voor de brouwerij- en voedingsindustrie. Een deel van die tekorten is een direct gevolg van brexit. Veel buitenlandse werknemers zijn met het oog op strengere arbeidsregels teruggekeerd naar hun eigen land. En hoewel er is afgesproken dat er tarief- en quotavrij gehandeld kan worden met de EU, maken nieuwe controles aan de grens dat soms tot een uitdagend en tijdrovend proces.

Handelsstroom wordt eenrichtingsverkeer

Na een rommelig begin in de weken na de invoering van nieuwe brexitregels begin 2021, wordt duidelijk dat de handel steeds eenzijdiger wordt. In de eerste tien maanden is de uitvoer van de EU naar Groot-Brittannië met 3,3 procent gegroeid naar 232,2 miljard euro. Aan de andere kant is de waarde van de goederenstroom richting het Europese vasteland juist met 14,5 procent gedaald naar 116,9 miljard euro. Het land heeft die daling niet weten te compenseren met een hogere uitvoer naar andere landen. 

Een nieuw handelsakkoord is na ruim een jaar handelen nauwelijks dichterbij gekomen. De belangrijkste opstekers voor premier Boris Johnson zijn nieuwe afspraken met Australië en Nieuw-Zeeland. De handel met dat laatstgenoemde land is echter kleiner dan 0,2 procent van het Britse bbp. Toch is het te makkelijk om het land weg te zetten als de enige, grote verliezer van brexit. 

De EU is in één klap bijna een zesde van zijn economische macht kwijtgeraakt en minstens een even groot deel van zijn politieke en militaire slagkracht. En dat gaat zich op de lange termijn veel steviger laten voelen dan de tijdelijke voordeeltje van een relatief zwakke euro voor de Europese exportsector.   

Joost Derks is valutaspecialist bij iBanFirst. Deze column geeft zijn persoonlijke mening weer en is niet bedoeld als professioneel (beleggings)advies.

(jvdh)

Meer
Lees meer...