Een van de grote mysteries van de laatmiddeleeuwse geschiedenis is waarom de Noormannen, die in 985 succesvolle nederzettingen hadden gesticht in het zuiden van Groenland, die in het begin van de 15e eeuw verlieten. De meest populaire theorie was dat koudere temperaturen, geassocieerd met de Kleine IJstijd, de kolonies onleefbaar zouden hebben gemaakt. Nieuw onderzoek toont echter dat het niet de dalende temperaturen waren die de Vikings uit Groenland hielpen verdreven, maar de droogte.
Toen de Vikings zich in 985 in Groenland vestigden in wat zij de oostelijke nederzetting noemden, gedijden ze door het land vrij te maken van struiken en gras te planten als weide voor hun vee. De bevolking van de oostelijke nederzetting bereikte een piek van ongeveer 2.000 inwoners, maar stortte ongeveer 400 jaar later vrij snel in. Decennialang dachten antropologen, historici en wetenschappers dat de ondergang van de oostelijke nederzetting te wijten was aan het begin van de Kleine IJstijd, een periode van uitzonderlijk koud weer, met name in de Noord-Atlantische Oceaan, die het landbouwleven in Groenland onhoudbaar maakte.
Echter, vóór deze nieuwe studie waren er geen gegevens van de werkelijke locatie van de Viking-nederzettingen. In plaats daarvan werden de ijskerngegevens die eerdere studies hadden gebruikt om historische temperaturen in Groenland te reconstrueren. Die kwamen van een locatie die meer dan 1.000 kilometer naar het noorden en meer dan 2.000 meter hoger lag. De onderzoekers gingen deze keer echter kijken hoe het klimaat in de buurt van de Vikingboerderijen zelf varieerde. En toen ze dat deden, waren de resultaten verrassend.
Lake 578
Ze reisden naar een meer genaamd Lake 578, dat grenst aan een voormalige Vikingboerderij en dicht bij een van de grootste groepen boerderijen in de oostelijke nederzetting. Daar brachten ze drie jaar door met het verzamelen van sedimentmonsters uit het meer. Ze verzamelden die monsters voor twee verschillende markers: de eerste, een lipide, bekend als BrGDGT, kan worden gebruikt om de temperatuur te reconstrueren. Een tweede marker, afgeleid van de wasachtige coating op plantenbladeren, kan worden gebruikt om de snelheid te bepalen waarmee de grassen en andere planten die het vee in stand houden door verdamping water verloren. Het is dus een indicatie van hoe droog de omstandigheden waren.
Wat de wetenschappers ontdekten, was dat, hoewel de temperatuur nauwelijks veranderde in de tijd van de Noorse nederzetting in het zuiden van Groenland, het in die periode wel steeds droger werd. De boeren moesten hun vee overwinteren op opgeslagen voer, en zelfs in een goed jaar waren de dieren vaak zo zwak dat ze naar de velden moesten worden gedragen zodra de sneeuw in de lente eindelijk gesmolten was. Onder dergelijke omstandigheden zouden de gevolgen van droogte ernstig zijn geweest. Een langdurige droogte, bovenop andere economische en sociale druk, heeft de balans misschien net genoeg doorgeslagen om de oostelijke nederzetting onhoudbaar te maken.
(lp)