‘Het internet der dingen’ rukt op, maar wat met privacy en veiligheid?

We staan aan de vooravond van ‘het internet van dingen’, een netwerk van verbonden objecten en tools waarmee automatisch data wordt gedeeld, beheerd en gemonitord. Dat brengt veel mogelijkheden, maar ook gigantische (privacy)gevaren mee. Consumenten zijn zelf verantwoordelijk voor hoe ze met hun gegevens omspringen, maar we mogen ze ook niet aan hun lot overlaten, leren we van specialist Eric De Witte van EMC, een multinational gespecialiseerd in onder meer dataopslag. 

De bits en bytes vliegen ons om de oren, zonder dat je het goed en wel beseft. Je smartphone stuurt en ontvangt de hele tijd gegevens. Je regelt de thermostaat online zodat je thuis lekker warm naar je digitale tv kan kijken, waarna je de route waarlangs je naar huis rijdt laat afhangen van de verkeersinformatie die je in real time ontvangt in de wagen. De hoeveelheid data wereldwijd is gigantisch, en groeit bovendien aan met een rotvaart.

Digitaal universum

Het digitale universum, dat bestaat uit alle digitale gegevens die we creëren en kopiëren, is enorm. Het verdubbelt om de twee jaar in omvang en zal tegen tegen 2020 maar liefst 44 biljoen gigabytes bevatten, tien keer meer dan in 2013. Dat blijkt uit een onderzoek van het bureau IDC. Mocht je al die data van dit jaar op iPad Airs zetten, krijg je een stapel van twee derde de afstand van de Aarde tot de maan. 

Veel gegevens komen van voor de hand liggende bronnen zoals beelddata. En de kwaliteit van bewegende beelden wordt steeds beter, waardoor ze steeds meer opslagruimte nodig hebben. De Witte, voluit vSpecialist en Specialist SE Team Lead BeLux, geeft als voorbeeld de evolutie van dvd’s naar Blu-rays, van SD-beelden naar HD-beelden en 4K. En de kwaliteit wordt niet alleen beter voor consumentenproducten, maar ook voor bijvoorbeeld de beelden die MRI-scanners maken. “Een scan kan 2.000 meetpunten bevatten, dus dat levert veel data op.”

Maar dat is slechts een kant van het plaatje. Want een ander deel van de data bestaat niet uit steeds groter wordende bestanden, maar uit veel heel kleine flarden data van gigantisch veel bronnen. Steeds meer toestellen worden namelijk verbonden met het internet, en IDC schat dat momenteel zo’n 200 miljard apparaten over die mogelijkheid beschikken. Zeven procent daarvan, of zo’n 14 miljard, zou effectief online zijn, waardoor ze verantwoordelijk zijn voor ongeveer twee procent van de wereldwijde data. IDC voorspelt dat de 30 miljard toestellen in 2020 goed zullen zijn voor tien procent van de data wereldwijd. 

Mogelijkheden enorm

Die gegevens komen onder meer van miljoenen sensoren en applicaties die zijn ingebouwd in auto’s, speelgoed, dierenhalsbanden, vliegtuigen enzovoort. De Witte ziet enorm veel mogelijkheden, en geeft als voorbeeld de elektriciteit die bij ons thuis jaarlijks wordt opgemeten. “In de Verenigde Staten gebeurt dat al digitaal. Om het kwartier wordt data doorgestuurd, dus maal zoveel inwoners, tel maar uit.” 

Een ander voorbeeld is het onderhoud van vliegtuigmotoren. “Het is natuurlijk belangrijk dat een vliegtuig in de lucht blijft, want een toestel dat niet vliegt, kost geld. Maar het onderhoud van een vliegtuigmotor is anders dan bij een wagen. De motor moet helemaal uit elkaar worden gehaald, waarna elk stuk apart wordt geanalyseerd. Een toestel kan zo wel een week aan de grond blijven. General Electric stopt nu sensoren in de motoren, die ongeveer een terabyte data per motor opleveren per vlucht van de VS naar Europa. Een computer kan dankzij die data voorspellen welke stukken vervangen moeten worden, waardoor het vliegtuig sneller terug de lucht in kan.”

De analyse van data biedt niet alleen mogelijkheden voor bedrijven, maar ook voor de consument, bijvoorbeeld met apps die gebruikmaken van social networks en crowdsourcing. De Witte geeft als voorbeeld Waze, een navigatie-app die niet alleen gebruikmaakt van gps-signalen maar ook van gegevens die gebruikers uploaden naar de cloud. “Het systeem houdt rekening met je snelheid en stuurt informatie naar iedereen in de buurt om verkeersproblemen te omzeilen.”

“Het is een opportuniteit voor bedrijven om met gegenereerde data nieuwe producten aan te bieden,” luidt het. “Het biedt mogelijkheden voor een fundamentele verandering in onze maatschappij.” 

De Witte ziet ook nadelen, zoals hoe de opkomst van de dvd een impact had op de videotheken, maar toch: “Wie kan ontdekken wat mensen nodig hebben kan een fundamentele impact hebben, soms goed, soms niet goed. De taxi-app Uber waarmee mensen een taxi kunnen bestellen is goed voor de klant, maar misschien denken de taxichauffeurs daar anders over.”

Vorig jaar werd ongeveer 22 procent van de data in het digitale universum beschouwd als nuttig, terwijl minder dan vijf procent ervan effectief geanalyseerd werd. Tegen 2020 zou dankzij ‘het internet der dingen’ 35 procent van alle data kunnen beschouwd worden als nuttig, maar het is aan de bedrijven om er effectief gebruik van te maken.

Privacy

En zo komen we dan bij de privacy. Want crowdsourcing en automatisch data uploaden vanaf je smartphone, allemaal goed en wel, maar hoe zit het dan met de privacy? Veel apps vragen toegang tot echt veel al dan niet persoonlijke data op je telefoon, en weinig gebruikers trekken zich daar iets van aan. De Witte nuanceert, en maakt de vergelijking met een bank. “Die hebben ook al mijn gegevens, maar wat doen ze ermee? Niet veel, maar ze zouden die ook kunnen verkopen.”

De Witte heeft vertrouwen in het gezond verstand van de consument, en verwijst naar Facebook. “Facebook was in het begin ook heel open, maar daarna zijn mensen toch beginnen opletten en een beetje voorzichtiger geworden.” Ook bij de reeds vermelde app Waze kunnen gebruikers bijvoorbeeld instellen of ze zichtbaar of niet zichtbaar willen zijn.

Natuurlijk beseft De Witte ook dat veel mensen een gebruiksovereenkomst gewoonweg niet lezen, en redelijk snel op ja klikken. Hij vindt dat de verantwoordelijkheid niet ligt bij de aanbieders, maar bij de gebruikers. “We hebben nood aan mensen die daar aandacht aan besteden, of mensen die het in hun plaats doen, zoals bijvoorbeeld Test-Aankoop.” Hij ziet ook een rol voor overheidsdiensten, en gelooft bovendien dat klanten snugger genoeg zijn om misbruik af te straffen. “Indien bekend wordt dat een bedrijf misbruik maakt van data, is het zijn klanten kwijt”, denkt hij. “Iedereen is online, iedereen is op de hoogte, en de reactie van het publiek kan vrij extreem worden. Zo is een deel van de jeugd bijvoorbeeld al van Facebook overgestapt op andere social networks, en die evolutie zal sneller en sneller plaatsvinden.” Ook hier ziet hij zowel opportuniteiten als gevaren, en geeft als voorbeeld hoe Kodak de trein van de digitale fotografie gemist heeft, terwijl andere bedrijven er wel garen uit konden spinnen.

Het klinkt allemaal goed, maar de realiteit is toch gewoon dat mensen hun privégegevens toch gewoon blijven delen aan die leuke gratis app? “We moeten mensen leren welke gevaren er zijn,” vindt De Witte. “Het is zoals oppassen wanneer je de straat oversteekt. In het begin stond daar geen rood licht, daar was tijd voor nodig. Ook om te beseffen welke gevaren die gratis app met zich meebrengt, is een evolutie nodig.” In tussentijd ziet De Witte niet veel heil in wetgeving. “Wetten zijn altijd reactief. Eerst komt het probleem, en dan pas volgt wetgeving”, stelt hij. Hij ziet meer in opvoeding en opleiding, en ja, ook onderwijs. “Het onderwijs stopt al heel vroeg iPads en tablets in de handen van kinderen, en moet ze ook wijzen op de gevaren daarvan. Het is belangrijk om kinderen leren om te gaan met veiligheid en de risico’s.”

Beveiliging

Uit het onderzoek van IDC blijkt dat de beveiliging van veel data nog te wensen overlaat. Vorig jaar had ongeveer 40 procent van de informatie in het digitale universum een vorm van databescherming nodig, van verhoogde privacybescherming tot complete versleuteling, terwijl minder dan 20 procent van het digitale universum dergelijke beveiliging had. En vorig jaar kwam minder dan 20 procent van de wereldwijde data in aanraking met de cloud, terwijl dat tegen 2020 zo’n 40 procent zal zijn. Opmerkelijk is ook dat vorig jaar twee derde van de data in het digitale universum werd gecreëerd door personen, terwijl bedrijven wel verantwoordelijk of aansprakelijk zijn voor 85 procent ervan.

De beveiliging van data is natuurlijk wel de verantwoordelijkheid van bedrijven. “Zo willen bedrijven bijvoorbeeld dat de data in een bepaald land blijft, en niet in de cloud, waar ze er geen vat meer op hebben.” Maar toch, met de onthullingen over de afluisterpraktijken van de NSA en de mogelijkheden van hackers is toch geen enkele data die online toegankelijk is echt veilig? De Witte zegt dat er natuurlijk verschillende lagen van beveiliging zijn, maar dat men inderdaad nooit kan garanderen dat data honderd procent veilig is. “Maar wie geen goed gevoel heeft bij de beveiliging van een partij, gaat er niet mee in zee,” stelt hij. “Er zijn Europese bedrijven die geen data toevertrouwen aan Amerikaanse bedrijven want die moeten via de Patriot Act toegang geven tot de overheid van de VS. Maar klanten kiezen wel degelijk, en vragen zich af: ‘Waar voel ik me veilig?’, ‘Welke risico loop ik en waar stopt het?’ Aan de hand daarvan maken ze hun keuze.”

Meer
Lees meer...