President Donald Trump heeft vandaag een decreet ondertekend dat het verbranden van de Amerikaanse vlag tijdens protesten opnieuw strafbaar moet maken. Daarmee gaat hij in tegen een eerdere uitspraak van het Hooggerechtshof, dat vlagverbranding als grondwettelijk beschermd protest beschouwt.
Het decreet draagt procureur-generaal Pam Bondi op om elk geval van vlagverbranding te onderzoeken. Daarbij moet gekeken worden of bestaande wetten – zoals die tegen wanordelijk gedrag of milieuschendingen – kunnen worden toegepast om vervolging mogelijk te maken.
Op die manier probeert Trump een manier te vinden om de bescherming van vlagverbranding uit te hollen, zonder formeel nieuwe wetgeving door het Congres te moeten loodsen.
Botsing met het Hooggerechtshof
De beslissing staat haaks op de historische uitspraak Texas v. Johnson uit 1989. Toen oordeelde het Hooggerechtshof dat vlagverbranding valt onder het Eerste Amendement, dat politieke expressie beschermt. Sindsdien zijn bijna alle staatswetten die vlagverbranding verbieden vernietigd.
Hoewel Trump benadrukte dat er gevangenisstraffen tot een jaar mogelijk zijn, voorziet zijn decreet zelf niet in een specifieke strafmaat.
Publieke opinie in beweging
Het is niet de eerste keer dat Trump hard uithaalt naar vlagverbranders. Al in 2016 suggereerde hij dat mensen die zich eraan bezondigen zelfs hun Amerikaans staatsburgerschap zouden moeten verliezen.
Recente peilingen tonen aan dat een groot deel van de Amerikanen vlagverbranding tijdens protesten nog steeds “onacceptabel” vindt. Toch blijft het een grondrecht, tenzij het Hooggerechtshof of het Congres in de toekomst die bescherming zou inperken.