De wereld ziet er helemaal anders uit op het dat moment je letterlijk de centjes bij elkaar moet krabben. Normale dingen worden plots onbereikbaar, megabelangrijk of zelfs waard om voor te vechten. Zoals:
1. Als je wel geld hebt: “Oh kijk, een cent! Misschien moet ik het oprapen als geluksbrenger?”
Als je geen geld hebt: “Van mij! Ik zag hem het eerst!”
De rostjes worden ondergewaardeerd in jouw ogen.
2. Als je wel geld hebt: “Een broodje voor de lunch?”
Als je geen geld hebt: “Ik heb al boterhammen”
Biddend dat ze niet te droog of beschimmeld zijn.
3. Als je wel geld hebt: “Hmm, vanavond neem ik een heet bad”
Als je geen geld hebt: “Ik mag al blij zijn als er warm water is”
Serieus: energie is duur!
4. Als je wel geld hebt: “Kom, laten we een taxi nemen”
Als je geen geld hebt: “Ik ga te voet, beetje uitwaaien…”
Dat kost tenminste niks.
5. Als je wel geld hebt: “Dokter, apotheker, een kinesist… het kost allemaal veel geld”.
Als je geen geld hebt: “Bij mij is het dokter of medicatie of kinesist. In een goede maand.”
Maar dat zeg je niet luidop.
6. Als je wel geld hebt: “Een playmobilset of een weekendje Disneyland?”
Als je geen geld hebt: “Telt een paar sokken ook als cadeau?”
Nuttige cadeaus zijn ook cadeaus, toch?
7. Als je wel geld hebt: “De kersen zijn echt overheerlijk dit jaar”
Als je geen geld hebt: “Mag ik eens proeven?”
Maar je wil niet dat het opvalt.
8. Als je wel geld hebt: “Gratis eten is toch wel het minste na zo’n hele dag seminarie”
Als je geen geld hebt: “Hoe kan ik een beetje eten meesmokkelen zodanig dat niemand het merkt?”
Of misschien vraag je de resten wel in de keuken. Voor degenen die honger hebben, wat geen leugen is.
9. Als je wel geld hebt: “Waar ga jij dit weekend naartoe met de kinderen?”
Als je geen geld hebt: “Een speeltuin in de buurt. Het is zo’n mooi weer, ze moeten spelen”
En het is gratis. En als het regent, blijf je wel thuis.
10. Als je wel geld hebt: “Pffft, een huis kopen is toch duur geworden…”
Als je geen geld hebt: “Een huis huren ook…”
En dan mag je blij zijn als er geen vocht- of schimmelproblemen zijn.
11. Als je wel geld hebt: “Argh, wéér een rekening”
Als je geen geld hebt: “Oh nee, wéér een rekening.”
Hopelijk is mijn loon al gestort. Anders wordt het kiezen…
12. Als je wel geld hebt: “Het leven is toch duur ze”
Als je geen geld hebt: “Hoe kan het leven zó duur zijn? Dat is toch niet meer normaal?”
Hopend dat je juist hebt geteld, want je hebt maar twee cent over. Misschien leg je nog één appel weg?
13. Als je wel geld hebt: “Zullen we gewoon thuis blijven, filmpje bestellen via Prime”
Als je geen geld hebt: “Wie heeft er nu geld voor Prime?”
Als het bij hem thuis is, want jij hebt geen Prime.
14. Als je wel geld hebt: “Waarom hebben arme mensen toch altijd van die dure dingen terwijl ze eten hadden kunnen kopen?”
Als je geen geld hebt: “Misschien omdat ze het beu zijn achter te blijven en af en toe voor iets kunnen sparen om met veel moeite, na een afprijzing, iets op de kop te kunnen tikken?”
Maar je zwijgt. Alweer.
15. Als je wel geld hebt: “Bah, weeral een bongobon. Wil jij hem hebben?”
Als je geen geld hebt: “Goh ja, als je het anders toch weggooit…” zeg je zo casual mogelijk.