Sinds hij in 2010 aan de macht kwam, heeft Viktor Orbán systematisch de rechten van homoseksuelen in Hongarije ondermijnd. De Hongaarse regering van Orbán en zijn Fidesz-partij keurden onlangs een reeks wetten goed die de LGBTQ-gemeenschap in het Oost-Europese land opnieuw zwaar viseren. Wat is Orbáns probleem met niet-hetero’s? Hoewel de echte vraag wellicht deze is: wat zit er achter zijn anti-holebi-beleid?
De Europese voetbalbond UEFA verbood vorige week de stad München om de Allianz Arena in regenboogkleuren te laten oplichten tijdens de wedstrijd Duitsland – Hongarije op EURO 2020. De stad wou daarmee protesteren tegen de homofobe wet die in het EU-land Hongarije van premier Viktor Orbán goedgekeurd is.
Hoewel de hele hetze tijdens het EK er misschien uitziet als een publicrelations-puinhoop voor de regerende rechtse Fidesz-partij in Hongarije, past ze in het rechts-populistische draaiboek waar premier Viktor Orbán zich keer op keer op inspireert om zijn autoritaire heerschappij te versterken. De afgelopen jaren is het demoniseren van queer- en trans-identiteiten een centraal onderdeel geworden van Orbáns campagne om zijn greep op de macht te behouden.
De kritiek uit Europa versterkt die strategie alleen maar. Het stelt de Hongaarse regering in staat haar ideologische kernargument aan te prijzen: dat zij de voorvechter is van christelijke familie tegen een goddeloze, globalistische Europese Unie.
De nieuwe anti-LGBTQ-regels – die op het laatste moment werden toegevoegd aan een wetsvoorstel om de straffen voor seksuele misdrijven tegen kinderen te verhogen – maken deel uit van een bredere reeks juridische aanvallen op de homogemeenschap die het regime van Orbán, de enige niet-democratische regering in de EU, versterken.
Demagogie vormt de kern van de politieke strategie van Fidesz. Een reeks boemannen – moslimmigranten, de joodse miljardair George Soros en nu LGBTQ-activisten – zijn gebruikt om de basis van Orbán naar de stembus te krijgen en de uitbreiding van autoritaire maatregelen te rechtvaardigen.
Daarin staat Orbán niet alleen. De demonisering van out-groups is een belangrijk ingrediënt in het rechtse autoritaire recept, een recept dat door facties over de hele wereld wordt gebruikt om de macht te winnen en de democratie te ondermijnen zodra ze die hebben verworven.
“Om de natuurlijke en gezonde seksuele ontwikkeling van kinderen te beschermen”
De nieuwe Hongaarse regelgeving inzake LGBTQ-expressie is breed. Ze verbiedt onder meer seksuele voorlichters om studenten te vertellen over LGBTQ-seksualiteit en verbiedt televisiestations om inhoud uit te zenden die de LGBTQ-identiteit “populariseert” voor 10 uur ’s avonds. De regelgeving verbiedt ook dat films of advertenties “fysieke handelingen” tussen mensen hetzelfde geslacht of door transseksuelen weergeven in materiaal dat is gericht op personen onder de 18 jaar.
Maar wat betekent “populariseren van de LGBTQ-identiteit” juist, en hoe bepaal je of “materiaal gericht is op kinderen”? Volgens lokale media en mensenrechtenorganisaties is het wetsvoorstel op deze punten niet bijzonder duidelijk – waardoor de angst voor censuur wordt gewekt. RTL Klub, de grootste televisiezender van het land, waarschuwde dat “series als Modern Family zouden worden verboden, net als sommige afleveringen van Friends“.
Een artikel in de Hongaarse Conservatief, een tijdschrift dat het Orbán-regime steunt, ontkent dat Friends specifiek zou worden geblokkeerd door de nieuwe regels – maar prijst de inspanningen van het wetsvoorstel om “de natuurlijke en gezonde seksuele ontwikkeling van kinderen te beschermen” tegen de zogenaamd snode invloed van homopropaganda.
“Het beschermen van kinderen houdt niet op bij het tegenhouden van zedendelinquenten, maar moet ook de bescherming tegen potentieel schadelijke invloeden omvatten tot kinderen oud genoeg zijn om de beste beslissingen voor zichzelf te nemen”, stelt het artikel.
Dat maakt het zeker niet minder verontrustend: door te verklaren dat LGBTQ-programmering schadelijk is voor kinderen, ontmenselijkt de wet homoparen en individuen, waardoor het idee wettelijk wordt vastgelegd dat hun bestaan een bedreiging vormt voor de Hongaarse samenleving.
De symbolische lijm die de ideologie bij elkaar houdt
Sinds hij in 2010 aan de macht kwam, heeft Orbán systematisch de LGBTQ-rechten in Hongarije ondermijnd, waaronder een grondwettelijke bepaling in 2012 die het homohuwelijk verbiedt. De jongste jaren is de anti-LGBTQ-campagne geïntensiveerd. In 2018 verbood de regering het onderwijzen van genderstudies aan Hongaarse universiteiten. Een woordvoerder van de regering vertelde destijds dat ze het deed omdat “we het niet acceptabel vinden dat we praten over sociaal geconstrueerde geslachten in plaats van biologische geslachten”. In mei 2020 verbood de regering trans-Hongaren om hun geslacht te veranderen op officiële overheidsformulieren.
In december 2020 keurde de regering een grondwettelijk hervormingspakket goed dat de anti-LGBTQ-grondwettelijke bepalingen versterkte: het verklaarde dat het gezin wordt gedefinieerd als “gebaseerd op het huwelijk en de ouder-kindrelatie. De moeder is een vrouw, de vader een man”. Het wetgevingspakket van december verbood ook adoptie door koppels van hetzelfde geslacht en schafte de Autoriteit voor Gelijke Behandeling af, Hongarijes belangrijkste non-discriminatiebureau dat zich bezighoudt met LGBTQ-rechten.
Het anti-LGBTQ-beleid van de afgelopen jaren maakt wel degelijk deel uit van de ideologie van Fidesz. Een paper van Andrea Pető en Weronika Grzebalska, twee wetenschappers op het gebied van gender en politiek in Centraal-Europa, identificeert de toewijding van de Hongaarse regering aan traditionele gendernormen als de “symbolische lijm” die haar algemene ideologie bij elkaar houdt.
Geobsedeerd door het lage geboortecijfer
In het verhaal van de regering wordt het traditionele christelijk-Hongaarse gezin aangevallen door snode globalistische liberalen die Hongaarse moeders en vaders willen vervangen door immigranten. Het verdedigen van de Hongaarse natie betekent het verdedigen van het gezin, exclusief gedefinieerd als man-vrouwparen die meer Hongaarse kinderen moeten produceren. De regering van Orbán is notoir geobsedeerd door het geboortecijfer en keurde belasting- en welzijnsbeleid goed dat specifiek bedoeld is als stimulans voor inheemse Hongaarse vrouwen om meer kinderen te krijgen.
En dus bieden in Hongarije nieuw genationaliseerde ivf-klinieken gratis behandelingscycli aan voor alle vrouwen (zolang ze jonger zijn dan 40 en niet lesbisch). Orbán beloofde onlangs ook de levenslange vrijstelling van inkomstenbelasting uit te breiden tot moeders met drie kinderen. In Hongarije kun je tegenwoordig ook geld lenen gebaseerd op een belofte om in de toekomst kinderen te krijgen. Een jong echtpaar kan tot 28.000 euro (10 miljoen forint) krijgen en elke keer als er een kind geboren wordt, worden de betalingen uitgesteld. Als het echtpaar binnen de gestelde termijn drie kinderen heeft, wordt de lening afgeschreven. Als ze dat niet doen, moeten ze het hele bedrag terugbetalen.
De aanvallen van de regering op LGBTQ-identiteiten vloeien dus rechtstreeks voort uit deze conservatieve preoccupatie met familie en vruchtbaarheid, waarbij queer families worden afgeschilderd als onwettige, zich niet voortplantende entiteiten. “In morele zin is er geen verschil tussen pedofielen en degenen die homo-adoptie eisen”, zei László Kövér, de voorzitter van het Hongaarse parlement, in 2019. “Beiden objectiveren het kind als een consumptiegoed en beschouwen het als een middel van zelfontplooiing.”
Hoe sociaal conservatisme Hongaars autoritarisme voedt
Hongaren zijn conservatiever dan de meeste andere Europeanen. Uit een Eurobarometer-enquête van 2019 bleek dat 61 procent tegen het homohuwelijk was en 72 procent tegen het toestaan van transgenders om overheidsdocumenten aan te passen aan hun genderidentiteit. Dat past in een algemeen Europees patroon, waarin voormalige communistische staten gemiddeld cultureel rechtser zijn dan hun West-Europese leeftijdsgenoten.
Tegelijkertijd zijn er aanwijzingen voor een recente beweging in een meer progressieve richting. Uit een Ipsos-enquête van dit jaar bleek dat 59 procent van de Hongaren vandaag de adoptierechten van koppels van hetzelfde geslacht ondersteunt, vergeleken met 42 procent in 2013. Een groot aantal was zelfs voorstander van het homohuwelijk (46 procent voor versus 38 procent tegen).
Deze cijfers suggereren dat de recente anti-LGBTQ-wetten minder een reactie zijn op iets wat leeft bij de bevolking maar vooral een politiek spel van de regerende partij om de kwestie te gebruiken om een cultuuroorlog te voeren tegen progressieve ideeën en activisten als een middel om de Fidesz-basis te activeren en Orbáns greep op de macht verstevigen.
Per definitie berust ‘populisme’ als politieke stijl op een contrast tussen een deugdzaam volk en een corrupte elite. In het moderne rechtse populisme, zowel in Hongarije als elders, wordt die corrupte elite typisch geïdentificeerd met minderheden en sociaal liberale activisten – groepen die beschuldigd worden van het ondermijnen van nationale tradities, het aanvallen van de traditionele moraliteit en het vernietigen van het “nationale karakter”.
“De rechten van minderheden worden verworpen als een bedreiging voor het recht van de meerderheid om te doen wat ze willen, en waardigheid en solidariteit worden alleen verleend aan degenen die behoren tot de beperkte gemeenschap van echte patriotten”, schrijven Pető en Grzebalska in hun artikel over de genderpolitiek van het rechtse populisme. “Illiberaal rechts probeert niet zozeer de progressieve burgermaatschappij te elimineren, maar maakt er eerder een boeman van die de regerende elites kunnen activeren wanneer ze hun aanhangers moeten mobiliseren.”
“We vechten tegen een vijand die anders is dan wij”
Gedurende een groot deel van de tijd dat Orbán aan de macht was, waren moslimvluchtelingen de belangrijkste schurk in dit soort verhalen. Orbán linkte hen met George Soros, een Hongaars-Amerikaanse joodse miljardair, met het argument dat hij migratie faciliteerde als onderdeel van een complot om het Hongaarse en christelijke karakter van het land te vernietigen. De islamofobe en antisemitische ondertoon waren niet subtiel. “We vechten tegen een vijand die anders is dan wij. Niet open, maar verstopt; niet rechttoe rechtaan maar geslepen; niet eerlijk maar basaal; niet nationaal maar internationaal; eentje die niet gelooft in werken maar speculeert met geld; geen eigen thuisland heeft, maar wel denkt dat hij de hele wereld bezit”, zei Orbán in een toespraak in 2018.
Nu de migrantiecrisis in Europa van het voorplan is verdwenen, heeft Fidesz geprobeerd het anti-LGBTQ-sentiment aan te wakkeren. Dat de partij nu in een hogere versnelling gaat met haar demagogie is niet verwonderlijk – er zijn volgend jaar landelijke verkiezingen. In Hongarije heeft een diverse en voorheen ruziënde reeks oppositiepartijen zich verenigd om volgend jaar bij de verkiezingen te strijden tegen de regerende Fidesz-partij van Orban. Als ze bij elkaar blijven, zouden ze volgens opiniepeilingen best kunnen winnen. Anderzijds zou het verzet tegen gelijke rechten voor LGBTQ-individuen, hoewel zeker onliberaal, wel eens kunnen worden gesteund door een electorale meerderheid in Hongarije.
Sinds 2017 zijn Orbáns Fidesz en haar bondgenoten erin geslaagd controle over ongeveer 90 procent van de media te krijgen; sindsdien is de druk op de weinige vrije media die overblijven opgevoerd. De regering gebruikt fiscale en regelgevende bevoegdheden om bedrijven te straffen waarvan de eigenaren Fidesz uitdagen, neemt wetten aan die het voor mensenrechtenorganisaties moeilijk maken om te opereren, en wijzigde de leerplannen van de scholen om ze te doen passen in het narratief van Fidesz.
Veel van de aangenomen anti-LGBTQ-wetten vergroten de macht van de staat om ideologische hegemonie af te dwingen. In naam van het bestrijden van een spookgesel, heeft het zichzelf nieuwe mogelijkheden gegeven om onderwijs, media en reclame te reguleren – soms door middel van vaag geformuleerde bepalingen die grillig zouden kunnen worden afgedwongen. In die zin zijn de anti-LGBTQ-bepalingen niet alleen culturele oorlogvoering, maar directe uitbreidingen van het autoritaire bereik van Orbán.
Dit is overigens geen uniek Hongaars fenomeen: autoritaire populisten van zowel de rechtse als de linkse variëteit, in landen zo divers als Polen en Venezuela en Turkije, hebben demonisering van minderheden en/of een zogenaamd corrupte elite gebruikt om wetten uit te vaardigen die gericht zijn op verzwakking van hun politieke tegenstanders en het opvrijen van hun aanhang.
(am)