17 plaatsen in de Kempen waar ze het wellicht niet eens merken als de stroom straks uitvalt

Gij zijt van waar? Tja, ze noemen het de Stille Kempen voor een reden. Hier zijn 17 parels van isolement, waar iedereen iedereen nog kent, waar ze één keer per jaar kermis kunnen vieren als nergens anders, maar waar voor de rest niet echt een zak te beleven valt. Het is een definitie van het woord “paradijs” als een andere, zeker?

1. Voorheide (of de “Vraai”).

Officieel een deel van Arendonk, maar voor de mensen van de Vraai is Arendonk de Mèt, en wel, dat zijn gewoon een ander soort mensen. 2.500 inwoners. Het jaarlijks hoogtepunt is Vrijkermis. Quote: “Steve Seels en Leen Seels vergaarden eeuwige roem tijdens de 99ste editie van Vrijkermis. Steve won het algemeen klassement van de vogelpik. Leen toonde zich de sterkste vrouw in het gooien.” Sinds 1915 worden traditioneel op de Voorheide pijltjes gegooid van op de fiets. In honderd jaar tijd veranderde er heel wat. Tegenwoordig worden de punten en de standen digitaal met behulp van een tablet bijgehouden, melden ze ons. Wow.

2. Scheps.

Scheps ligt op ongeveer twee kilometer ten zuidoosten van het centrum van Balen, aan de Grote Nete. Het is de geboorteplaats van de Heilige Odrada. Er is een gewijde kapel uit 1898 en een Odradaput met heilzaam water: “Met een houten kruis en een lindetak als zweep kon ze een sneeuwwit paard temmen. Voor haar huis schoot de lindetak wortel en ontstond een bron met helder water die velen deed genezen.” Vereerd door blinden, doven en kreupelen, maar ook door mensen met paarden, want in juli worden er paarden gewijd, maar hét hoogtepunt van het jaar is toch Scheps Kermis, bij de start van het bouwverlof. 

3. Witgoor (aka “’t Witgoewr”).

Dessel heeft nog wel plaatsen die in aanmerking komen voor dit lijstje, maar “het” Witgoor is toch net iets specialer. Ondanks het feit dat de Graspop Metal Meeting hier werd geboren (in de hof van de pastoor nota bene), net zoals een van de beste motorcrossers ooit (Joel Smets) en ze zelfs ooit een voetbalploeg in 2de klasse hadden, leeft deze gemeenschap nog in diep isolement. 

Alsof de bevolking, van wie er een opvallend percentage rood haar heeft, zich maar al te bewust is van het feit dat er “achter Den Diel”, ergens een groot gordijn hangt waar het allemaal gewoon stopt. Aan de andere kanten zijn die van ’t Witgoor ingesloten door twee kanalen en De Graacht, de feitelijke grens met Dessel en waar Mordor begint.

In 1950 vond voor de rechtbank in Turnhout het laatste heksenproces in België plaats, toen inwoners van Witgoor een vrouw beschuldigden zwarte magie te bedrijven. 

4. Ten Aard (“Denauw-et”)

Ook Geel heeft meerdere kandidaten, maar we kiezen voor Ten Aard, een kerkdorpje aan Sas 8 van het Kempens Kanaal. Er is een kapel ter ere van Onze-Lieve-Vrouw van Bijstand en de Heilige Hubertus. Tijdens de Tweede Wereldoorlog vonden in Ten Aard bijzonder hevige gevechten plaats tussen Britse en Duitse troepen.

Maar het belangrijkste is toch De Grot van Ten Aard, gemaakt naar het beeld en de gelijkenis van die van Lourdes. In juli 1881 werd de grot plechtig ingewijd in aanwezigheid van 1.500 bedevaarders uit Geel en omgeving. De plek zou uitgroeien tot “het Kempische Lourdes”. Met de nadruk op “zou”.

5. Bouwel. (“Beuwel”)

Ah, de blarendabbers! Gevangen tussen het kanaal, de E313 en via een brug die er nooit had mogen komen met de beschaafde wereld. Tot 1976 nog gelukkig op hun eigen, toen bruut toegevoegd aan Grobbendonk. De wonden werden eerder dit jaar opgereten toen het gemeentepersoneel een filmpje maakte met als vraag “Wat als de brug tussen Grobbendonk en Bouwel nooit hersteld was?” Daarin vertolkt cafébaas Charel Cloos, al dertig jaar lang achter de tap van het legendarische Bouwelse café ’t Toreke, een glansrol als nachtburgemeester. 

6. Morkhoven. (“Meuhrkove”)

In Morkhoven bij Herentals hebben ze de onwaarschijnlijk mooi genaamde Kapel van Onze-Lieve-Vrouw van Zeven Weeën, die daar al staat sinds 1836. Van 1730 tot de Eerste Wereldoorlog gingen mensen naar Morkhoven om er het beeld van de heilige Hubertus te aanbidden, wat goed was tegen hondsdolheid maar ook hoofd- en kiespijn. Een andere reden om naar Morkhoven te gaan is het schedelmuseum, met “schedels van zoogdieren, vogels en reptielen uit alle werelddelen”.

7. Eindhout (“Endert”).

De komst van de GPS heeft het lot van dit kerkdorp fundamenteel veranderd. Vroeger was het onvindbaar, want al wie de weg vroeg naar Eindhout werd begroet met een lege blik of een “Woada jom?” Endert heet dat daar, en niks anders.

In zijn compleet fout getitelde boek “Turnhout, de Hoofdstad der Kempen”, schrijft A.F.J. De Laet dat er al in het jaar 422 sprake zou zijn geweest van Anistesta, wat effectief veel meer klinkt als Endert dan als Eindhout.

8. Blauberg. (“Blaaberg”)

Blauberg is een landelijk gehucht in het oosten van de gemeente Herselt. Heeft een Onze-Lieve-Vrouw Onbevlekt Ontvangen-kerk en elke eerste zondag van juli een kermis waar ze in de regio een heel jaar over spreken. In september is er de verering van de patroonheilige Sint-Cornelius. “De eucharistieviering start om 10u en wordt gevolgd door een ommegang door de straten van Blauberg met de fanfare.” Jaja, 2014. Kijk eens even naar het bord helemaal links op de foto.

9. Wortel. (“Weuhttel”)

Buitenstaanders en vooral Hollanders vinden Wortel een grappige naam. Maar wat voor de rest van de Nederlandstalige wereld een wortel is, is in de Kempen een “peeike”. Niemand weet eigenlijk waarom Wortel Wortel is. Het zou afgeleid zijn van de Germaanse woorden wurti” (kruid) en lauha (bosje op hoge zandgrond). En hoewel je erdoor bent gereden voor je weet dat je er bent, was Wortel in het verleden populair. Niet alleen bij landlopers, maar ook al in het Stenentijdperk, en in de Brons- en IJzertijd. Tijdens de Romeinse periode zou een heirbaan er gepasseerd zijn. En zelfs de Vikings kwamen er op bezoek.

10. Achtel. (“Aachtl”)

Op 17 januari, of de eerstvolgende zondag na 17 januari, viert Achtel (gelegen bij Rijkevorsel) Sint-Antonius. Deze heilige is de patroonheilige van het vee, de slachters en beenhouwers en wordt tegen allerlei ziekten aangeroepen. ´s Morgens vindt er een plechtige mis plaats waarbij de offergaven (varkenskoppen en zo) gezegend worden. Na de litanieviering is er de jaarlijkse optocht waarbij allerlei transportmiddelen gezegend worden: kinderfietsen, pony- en paardenruiters, motorijders en tractoren.  Voilà. Veel meer valt over Achtel niet te vertellen.

11. Zoerle-Parwijs. (“Zuul”)

Echt groot is het niet, met anderhalve vierkante kilometer. Dat Parwijs komt van een zeker Heer van Parwijs. Vermoedelijk kwam Soerle zoals het toen nog heette, door belening, onder het gezag van de heer van Perwez en vandaar de toevoeging Perwez of Parwijs. Ze hebben er zoals elk zichzelf respecterend gat in de Kempen een Lourdesgrot. 

12. Schoonbroek. (“Scheuhnbrok”)

Hoort bij Retie maar ligt er vier kilometer ver van. Met dingen als Hodonk, Looiend, Obroek en Den Brand als concurrenten qua Kempenheid in die gemeente, was het moeilijk kiezen. Dit gaf de doorslag: in Schoonbroek gaan de kinderen de eerste zaterdag na 12 maart naar aanleiding van het feest van Sint-Gregorius zingend rond.

Met een veelkleurige papieren hoed op, versierd met bloemen en slingers, gaan de ze van deur tot deur en zingen ze Goriën, goriën, gee-goa, hèdde gèn kinnekes die meegoan, … Met goriënhorens, grote koehorens, die van vader op zoon worden doorgegeven, kondigen de zangers hun komst aan. Er woont daar een goeie duizend man, en het is echt that kinda place

13. Weelde (Wèld) en Weelde Station (Dè Stowsie)

Ligt aan het einde van de beschaving. Net als Ravels, waar het deel van uitmaakt. 830 hectare bossen. Bokkenrijders. Afgesneden van de bewoonde wereld. Het zijn moedige mensen die hier wonen. Of cannabiskwekers.

14. Onze-Lieve-Vrouw Olen (of “Aachter-Oewle”).

Ligt net als Sint-Jozef-Olen aan de verkeerde kant van de  E313 en het Albertkanaal. Bestaat ook nog maar 150 jaar. Ze hebben daar elk jaar het Boerkesfeest, hebben een standbeeld van een boerke, en zijn er heel fier op om boerkes te zijn. Enough said.

15. Sluis. (“Slowès”)

Sluis heeft van alle gehuchten in Mol het langst zijn landelijke stempel bewaard. Wat een mooie manier is om te zeggen dat het zowat het achterlijkste deel van de gemeente is. 

Op het grondgebied van Mol-Sluis ligt trouwens het fameuze Zilvermeer. Ook Sluis heeft een Lourdesgrot. Ze is gemaakt van cement en werd in 1958 ingehuldigd. “De grot bevat behalve een Mariabeeld een altaar”, lezen we.

16. Poederlee (aka “Pui-jel” of “Pojel”).

Nog zo eentje met een naam die niemand gebruikt. Het is Pui-jel, moest je daar ooit de weg kwijtgeraken. Als onder de sectie “Economie” anno 2014 staat “landbouw en veeteelt zijn de belangrijkste bronnen van inkomsten”, dan weet je hoe laat het is. 

Met mensen uit Poederlee wil je geen ambras. Ze hebben daar iets wat Het Wonder van de Hegge heet, een evenement uit 1412 dat ze nog om de zoveel jaar met een processie vieren. Wat het was? Wel, ze klisten een pipo die vijf heilige hosties had gestolen. Zijn lot? Veroordeeld door verbranding op gloeiende kolen en voor ze dat deden hakten ze eerst ook nog zijn hand af. 

17. Vorst-Laakdal (spreek uit: “Vuijst”)

Hedde deust, dan moete na Vuisjt, want daar staat een honneke en da piest recht in ow monneke. Of: heb je dorst, ga dan naar Vorst, want daar staat een hondje en dat plast recht in je mondje. Het is een rijmpje wat Kempense moeders met enig oog voor heimat aan hun kinderen leren. Waar dat van komt is een raadsel. In Vorst-Laakdal staat bij ons weten geen hond die plast in je mond. 

Vorst is een scheet van een dorp, maar desalniettemin gesplitst in twee delen: Groot Vorst en Vorst-Meerlaar, en dat laatste, om de zaken voor buitenstanders weer wat te bemoeilijken noemt niemand zo. Het is gewoon Klaan Vuijst. Veerle, dat ook tot die fusiegemeente hoort en waar Stijn Meuris over zong dat hij er ’s nachts doorreed, kent ook weer niemand. Dat is Vij-jel. 

Meer
Lees meer...