Veel te zien, vrijdag op Pukkelpop, al was het maar om Emma Bale de Dance Hall te zien openen, daarna naar Tove Lo te kijken en via Clean Bandit naar The Flaming Lips te passeren. Al was het duidelijk dat de meeste mensen toch voor London Grammar en Bastille gekomen waren, Nicolas Jaar bouwde toch nog een feestje in de Marquee.
De tweede dag (of is het de derde? Telt die eerste ‘Belgische’ dag? Niemand schijnt het te weten) op de wei van Kiewit, dat was vooral uitkijken naar Bastille, zo bleek. Maar dat wachten werd oneindig veel draaglijker gemaakt door Emma Bale, die de Dance Hall mocht opwarmen, en Brutus, die hetzelfde deden op de Main Stage. Deftig, zeker Emma Bale stond er, als iets bekendere naam, maar het eerste hysteriemomentje kwam pas om tien voor vier, met Tove Lo.
Lo komt een beetje over als een edgy Britney (het helpt niet dat ze subliminale boodschappen stuurde door haar Britney-pull) en blinkt vooral uit in herkenbaarheid. Maar een pracht van een stem, een paar hits en een bende tienermeisjes die zich in de Marquee een spiegel wilden voorhouden: meer moest dat niet zijn. En voor wie het zich afvroeg: Tove Lo heeft inderdaad de gewoonte om even haar pull uit te trekken, en ja, dat is eens de moeite. Het publiek ging los, maar het blijft toch vooral om de muziek gaan.
Budapest
Daarna was het terug naar de Main Stage voor George Ezra, wiens stem toch een beetje doet denken aan de brombeer die Ezra uitgerekend niet is. Geef de man nog een paar jaar (en een beetje meer materiaal) en hij pakt de wei volledig in, nu is hij vooral een goede publieksmenner voor een massa die vooral op ‘Budapest’ zat te wachten. Niet slecht, al is het maar omdat Ezra er altijd uitziet alsof hij nog steeds niet gelooft dat hij hiervoor betaald wordt. Punten, punten.
Wie slim was, sprintte op het einde echter door naar Clean Bandit, het girlpower-fenomeen dat u kent van ‘Symphonie’ en waar de Dance Hall het maximum van zijn potentieel bereikte. Clean Bandit is géén girlband per sé, wel een pak girlpower die klassieke muziek met scherpe stemmen en een explosieve energie waar ons armhaar van ging rechtstaan combineert. Wie daar stond, moest natuurlijk wel The Shins missen: de Amerikaanse indierockers leken een beetje tegen hun zin op het podium van de Marquee te staan. Lichtjes grumpy, maar op het einde kon er toch een lachje af bij frontman James Mercer, en dat deed geen streep af aan de kwaliteit.
Confetti en glitter, fragiel en melancholisch
Daarna was het tijd voor The Flaming Lips, de band achter Wayne Coyne, die ons even deed geloven dat we op Tomorrowland waren terechtgekomen. ’t Is te zeggen: Coyne brengt melancholische, prachtige en ook wel stevige songs, en het publiek was ook daarvoor gekomen. Maar een optreden van de Flaming Lips, da’s ook confettikanonnen, Coyne die rondtolt in een bal op het publiek, een glittereenhoorn en een ‘Fuck Yeah Pukkelpop’-glitterbalonnenfestijn. Een droomsfeertje, een circus, een clown op een podium met een boodschap en een ervaring die enkelen op de voorste rij tot tranen toe bewoog.
De eerste headliner mocht aantreden om kwart voor negen: London Grammar is duidelijk niet bezig met dat éne lijntje: wasting my young years. Hannah Reid had zeker haar publiek mee vanaf het eerste moment, maar de vraag is of zo’n act wel op de Main Stage thuishoort. Reid klonk breekbaar en zag er zo ook uit, ingeduffeld (u merkte het al, het regende nogal) in een dikke jas beloofde de zangeres “om ook nat te worden” als het niet droger werd. Het klonk fantastisch, al was het niet hun beste show, maar ’t had nog beter geklonken in de Marquee.
Een warm dekentje
Vervolgens mocht Elbow de Marquee in, en dat was er eentje waar de voorste rijen duidelijk naar hadden uitgekeken. Guy Garvey, eerst nog heel rustig backstage, ontpopte zich tot eersteklas volksmenner. Het was een warm bad voor een uitgeregend Pukkelpop, en Garvey bleef positief, over z’n publiek, dat hij nummer na nummer ‘beautiful’ noemde, en van ‘The Birds’ over ‘Mirrorbal’ op één knie, naar een bijna-gekaraokede editie door het publiekvan ‘One Day Like This’: Elbow zorgde voor een hartverwarmend uur.
Bastille. Een klassieke rockband op veel manieren en de wei stond afgeladen vol. De tegenstanders verhuisden naar het feestje dat de Dewaele broertjes organiseerden in de Boiler Room, maar ‘Send Them Off!’, ‘Laura Palmer’ en ‘Warmth’ deden de wei toch keihard ontploffen. Dan Smith en co. konden duidelijk het publiek bekoren, zeker toen de zanger ook nog eens middendoor passeerde en handjes kwam schudden. Dat het concert middendoor even vertraagde, vergeven we Bastille, al was het maar omdat die cover van No Scrubs echt wel aanstekelijk werkte. De eindronde werd ingezet met ‘Icarus’, ‘The Currents’ en ‘Things We Lost in the Fire’. Einde, exit, gedaan.
Of toch niet helemaal. Want wie zichzelf na Bastille nog richting Marquee kon slepen (en dat konden er nog veel, zag Nicolas Jaar daar bezig. Soms politiek, soms jazzy, soms verloren in de roes: Jaar maakte het zichzelf (en z’n publiek) niet gemakkelijk, maar mocht wel afronden met ‘Space Is Only Noise.’ Wie dat nummer niet herkende was ongetwijfeld niet alleen.