Te veel denken is niet altijd aangenaam. Maar als je blijft overdenken, lijdt je gezondheid daar ook aan. Deze vijf signalen geeft je lichaam je als je te veel nadenkt.

Iedereen denkt wel eens te veel na. Maar als je elk gesprek dat je hebt, achteraf nog volop analyseert en opnieuw voert, extreem veel moeite hebt met keuzes maken of door het leven gaat met “Wat als?”-gedachten, wordt het toch serieus.

Oké, keuzes maken is niet altijd even makkelijk. Maar door té veel na te denken, maak je het jezelf vaak net moeilijker. Overdenken is de laatste jaren een soort epidemie geworden, en da’s helemaal niet positief. Je lichaam zal het je ook proberen te tonen, en wel op deze vijf manieren.

1. Je onderneemt minder snel actie

Wanneer je overdenkt, creëer je voor jezelf té veel opties, keuzes en scenario’s. En van het grootste deel van die opties is de kans dat die ook effectief zullen voorkomen miniem. Maar toch zijn het keuzes die je moet maken. En je creëert zodanig veel opties, dat je gewoon niet meer kán kiezen.

Alle opties spelen mee in je keuze, en je focus gaat vooral naar de negatieve gevolgen van je scenario’s. Daardoor maak je jezelf zodanig bang, dat je helemaal niet meer durft kiezen. En als je geen keuze wil of kan maken, dan ga je ook geen actie ondernemen.

2. Je bent minder creatief

Meer denken staat gelijk aan minder creativiteit. Het klinkt misschien onlogisch, maar het is wetenschappelijk bewezen. Onderzoekers van de universiteit van Stanford bestudeerden de creativiteit van hun proefpersonen onder verschillende omstandigheden.

De proefpersonen moesten tekeningen maken, die varieerden van heel simpel tot heel ingewikkeld. Het viel op dat de tekeningen over de ingewikkelde onderwerpen, waarbij de proefpersonen meer moesten nadenken, duidelijk minder creatief waren.

Die creativiteit uit zich ook op andere manieren dan een simpele tekening maken. Overdenken kan er bijvoorbeeld voor zorgen dat je tijdens een crisissituatie geen creatieve ideeën zal krijgen, of geen nieuwe oplossingen meer zal kunnen bedenken voor een probleem.

3. Je hebt minder energie

Overdenken vraagt heel veel energie van je lichaam, mentale energie die nergens op uitdraait. Als je die verschillende scenario’s en opties bedenkt, verbruik je heel veel energie, terwijl het grootste deel van die opties niet eens zullen voorkomen.

David Spiegel, de directeur van het Centrum voor Stress en Gezondheid van de universiteit van Stanford, vergeleek dat energieverlies met een auto die in de verkeerde versnelling zit. “Je geeft veel gas, maar je geraakt niet vooruit.”

Als je overdenkt, krijg je vaak stress. En op dat moment komt er cortisol vrij. Die stof wordt ook wel het stresshormoon genoemd. Als die blijft vrijkomen, put dat je lichaam uit en kan je een burn-out of een depressie krijgen.

4. Je slaapt minder

Veel overdenkers hebben moeite om in slaap te vallen. En da’s logisch, want om in te slapen moet je lichaam een bepaalde staat van kalmte bereiken. Je hartslag en bloeddruk moeten naar beneden, en je ademhaling moet vertragen.

Maar door te overanalyseren ga je jezelf opwinden, zeker als je aan beangstigende scenario’s of gebeurtenissen denkt. Dat zorgt ervoor dat je lichaam die kalme staat niet bereikt, waardoor je moeilijk of niet in slaap valt.

Dat slaaptekort heeft ernstige gevolgen. Als dat aanhoudt, raak je namelijk oververmoeid en ga je door het leven met een blijvend slaaptekort. Zo heb je minder energie, en ga je minder sporten, waardoor je uiteindelijk nóg slechter in slaap valt, legde Spiegel uit.

5. Je eetlust kan veranderen

Overeten verandert je eetlust. En dat kan op twee manieren: ofwel ga je minder eten, ofwel net meer. Dat laatste komt het vaakst voor volgens Spiegel. Dat meer eten door overdenken, noemt hij “worry eating“. Dat zou overdenkers afleiden en zelfs kalmeren.

Om te ontspannen grijpen overdenkers vaak naar smakelijkere en ongezondere voeding. Dat soort eten staat niet voor niets wereldwijd bekend als “comfort food“.

Bovendien zorgt het stresshormoon dat vrijkomt (zoals hierboven uitgelegd) ervoor dat je meer eetlust krijgt. Bovendien krijg je ook meer motivatie om te eten. Dat heeft de universiteit Harvard wetenschappelijk bewezen.