Rock Werchter Dag 3: een modderpoeltje, aangename verrassingen en lichte teleurstellingen

Deze editie van Werchter zou een modderbad worden, zo werd op voorhand gezegd. Voor wie Dour 2012 heeft meegemaakt, was dit echter eerder een modderpoeltje te noemen – al had dat uiteraard te maken met de voorzorgen die de organisatie had getroffen, zoals het aanvoeren van tonnen zand en boomschors. Puik werk! Of de artiesten eveneens overtuigden, leest u hieronder.

Omwille van de massale toestroom in de Klub C zagen wij ons genoodzaakt om het optreden van Bazart buiten op een groot scherm te volgen – de zon scheen, dus u hoort ons niet klagen. De droompopnummers van Mathieu Terryn en compagnie putten vaak uit hetzelfde vaatje maar brachten door het gebruik van alternatieve drumpartijen genoeg variatie in de show, die af en toe zelfs neigde naar de stadiumrock van U2 en consoorten.

Terryn gedroeg zich als een geboren podiumbeest, walste in een te groot T-shirt – waarschijnlijk geleend van goeie vriend Max Colombie – over de bühne en wist de smachtende blikken van talloze bakvissen gedurende het hele optreden op zich gericht te houden. Ook de ijle falsetstem van Oliver Symons – u bekend van Warhola – werkte beklijvend, en afsluiter van dienst Goud zorgde al vroeg op de middag voor een moment van collectieve extase.

Courtney Barnett

‘Put me on a pedestal and I’ll only disappoint you’, zong Courtney Barnett in Pedestrian At Best. Teleurstellen deed de uit Melbourne afkomstige zangeres zeker niet, al was het wel spijtig dat de melodieën af en toe net iets te hard bedolven raakten onder al het gitaargeweld. Harde, snedige garagerock waarin de teugels bij momenten volledig werden gevierd, werd slim afgewisseld met meer kabbelende nummers.

Na het sterke optreden van de Australische en haar twee kompanen waren wij alleszins zeer gelukkig dat de Courtney van dit decennium Barnett heet en niet Love.

Savages

Nadien was het de beurt aan de dames van Savages. Opener I Am Here vertoonde gelijkenissen met QOTSA’s Feel Good Hit Of The Summer, en frontvrouw Jehnny Beth had qua podiumgedrag veel weg van Nick Cave, qua zangstijl leek ze op Patti Smith, en haar fysieke verschijning deed denken aan Saskia De Coster.

De songs van het new-waverockkwartet schipperden tussen gecontroleerde chaos en dreigende composities waarbij het wachten was op de explosie die uiteindelijk niet bleek te komen. De bezwerende afsluiter Fuckers kenmerkte zich door een pompende bas waarover lawaai werd gesponnen, het door de zangeres gedebiteerde mantra ‘Don’t let the fuckers get you down’ en het openen van de hi-hat dat er zelfs iets dansbaars in bracht.

Hansard

Noblesse oblige te vermelden dat we Glen Hansard voor zijn optreden in The Barn eigenlijk niet kenden. Het kwam dan ook als een totale verrassing dat de man uit Dublin en zijn negenkoppige gezelschap een van de beste optredens van deze dag op zijn conto mag schrijven. De sterke blazers- en strijkerssectie zorgden ervoor dat er voldoende reliëf en dynamiek in de nummers werd verweven om de aandacht van het publiek gedurende het volledige optreden van anderhalf uur op zich gericht te houden.

Toen hij tijdens een publieksmoment zei dat ‘when you’re singing from your heart, you’re never out of tune’, kreeg hij de aanwezige menigte uiteraard op zijn hand. Ook de geslaagde uitstapjes naar Otis Reddings Respect en Where is my mind van de Pixies, en het feit dat RHCP-drummer Chad Smith even mee kwam spelen op tamboerijn en maracas, legden hem geen windeieren. Scoren deed hij ook met zijn eigen songs: we onthouden voornamelijk het bluesy Way back in the way back when, de soulvolle ballad Her Mercy, het funky Don’t you break my heart, en het scheurende Revelate van zijn band The Frames.

Een van onze kompanen zei dat Hansard het midden hield tussen Damien Rice en Bruce Springsteen, en die omschrijving klopte zeker: nu eens waren de nummers intiem en breekbaar, dan weer werden ze geïnjecteerd met ferme dosissen soul en funk. Al bij al toonde het fantastische concert van Glen Hansard aan dat men zelfs op Werchter nog pareltjes kan ontdekken.

Badbadnotgood

Het was voor Badbadnotgood schier onmogelijk om Hansards optreden te overtreffen, en dat geschiedde dus niet. Hoewel de jazz van het Canadese kwartet – basgitaar, drums, piano en saxofoon – een heel pallet aan stijlen bestreek – van opzwepend over kalm naar hoekig – was het publiek toch niet helemaal mee.

Is jazz een te moeilijk genre voor een breed programmerend festival als Werchter? Het blijft een feit dat de aanwezigen enkel bij de les bleken te zijn toen de saxofonist een streepje Hello van Adele speelde in de intro van het overigens voortreffelijke Kaleidoscope. Samengevat: de muzikanten waren goed op elkaar ingespeeld, de typische improvisatiestukken overtuigden eveneens, ze brachten enkele geslaagde covers, en wie zich wilde laten meevoeren op een fascinerende trip kon dat hier naar hartenlust doen. Enkel spijtig dat de meesten hier geen gehoor aan gaven.

Zeggen dat Beirut iets heeft met stedennamen, is een understatement. Als je jezelf naar de Libanese hoofdstad vernoemt en de enige twee gedenkwaardige nummers uit een vrij saaie en langdradige show Santa Fe en Nantes heten, dan is die conclusie snel getrokken. Meer hebben we daarover ook niet te zeggen.

PJ Harvey

Gelukkig kwam de immer geweldige PJ Harvey de meubelen redden, al leidden wij uit de halfgevulde zaal af dat ook zij door het grote publiek te moeilijk werd bevonden. Wie zich daar echter niets van aantrok, kon zich vergapen aan het beste en meest intrigerende optreden van deze festivaldag.

De Britse kwam op Werchter haar nieuwste worp The Hope Six Demolition Project voorstellen, een plaat waarop ze conflicten, oorlogen, en allerhande maatschappelijke misstanden aanklaagt. Dat sommige nummers iets weg hadden van een chain gang gospel, zorgde ervoor dat zowel de inhoud als de vorm op elkaar inspeelden en elkaar versterkten. De uitgebreide band met onder anderen John Parish en Alain Johannes in de rangen speelde de pannen van het dak – de ritme- en blazerssectie verdienen een extra pluim – en Polly Jean spreidde op het podium een soort van antieke theatraliteit tentoon.

Nog vermeldenswaard: die lange intro van The Wheel waarbij PJ zelf de saxofoon ter hand nam, all-time-classic Down by the water en To bring you my love, en vooral het einde van River Anacostia, toen alle muzikanten in duo rond de microfoons plaatsnamen en het einde a capella afwerkten. Kippenvel verzekerd!

Red Hot Chili Peppers

Ten slotte was het de beurt aan de Red Hot Chili Peppers. Zoals gewoonlijk startten ze met een openingsjam die overging in Can’t Stop. Spijtig genoeg stond de klank de eerste paar nummers slecht afgesteld, waardoor het geheel vrij leeg klonk en aan body miste.

Ook jammer was dat John Frusciante het enkele jaren geleden is afgetrapt. Toegegeven: zijn vervanger Josh Klinghoffer is een begenadigd gitarist, maar diens solo’s klonken toch een pak minder overtuigend dan wanneer John ze zou hebben gespeeld. Aeroplane werd door Anthony Kiedis aangekondigd als ‘een Vlaamse klassieker uit de jaren 1700’ en bassist Flea deed een handstand, maar na een tijdje begon de animo bij de (niet meer zo) funky monks te verzwakken en schakelden ze over op automatische piloot.

We hebben de Peppers het voordeel van de twijfel gegund, maar overtuigen deden ze niet. De opeenvolging van enkele minder nummers zoals Dani California en Snow deed ons tenslotte besluiten om toch maar aan te zetten en alsnog de laatste trein huiswaarts te nemen.

Meer
Lees meer...