Salaris Nina Derwael bedraagt 0,06 procent van het loon van Kevin De Bruyne: Stelt niemand daar vragen bij?

Ze heeft het gedaan. Nina is een pure diamant. De 32 beestige trainingsuren per week, om de ultieme turnoefening op het grootste podium van haar sport neer te zetten, hebben geloond. Kippenvel. Tot je leest dat ze 1.200 euro…per maand verdient. De vraag stelt zich niet of zij te weinig wordt betaald. Dat is evident. De echte vraag is of het loon van Kevin De Bruyne verantwoord is: 2.908 euro … per uur.

Het is een vraag waarvoor de meeste commentatoren passen. De absurde lonen van topvoetballers worden weggemoffeld onder een aantal emotionele argumenten en halfslachtige – niet echt onderzochte – financiële redenen.

Alvast niet de inspanningen die ze ervoor doen

De geleverde inspanningen dienen alvast niet als basis. Als je Remco Evenepoel hierover hoort, die van het voetbal naar wielrennen is overgestapt, traint hij nu 3 keer zoveel, wat overeenkomt met het aantal uren dat Nina traint. Dat zou betekenen dat Nina jaarlijks 75 miljoen euro zou moeten verdienen. Kevin vangt immers iets meer dan 25 miljoen euro per jaar.

De rationele argumenten dan maar 

Het eerste is de marktwaarde. Er is altijd wel een sjeik die meer kan neerleggen. Dus “waarom niet?” roepen de voetbalmakelaars in koor. Het andere waarmee de belanghebbenden zwaaien is wat subtieler. Dat die toppers rendement toevoegen aan de voetbalclub die hen in dienst heeft genomen. Het gaat hier om harde cash.  

Laten we deze 2 argumenten onder de loupe nemen en zien of ze voor Kevin De Bruyne en zijn club Manchester City steek houden.

Het kapitalistische Europa versus het socialistische Amerika

Eerst en vooral denken we altijd verkeerdelijk dat Europa een sociaal rechtvaardiger continent is dan Amerika. De realiteit is dat er geen groter kapitalistisch slagveld bestaat dan het Europese voetbal, waar er geen controles zijn. De recente Financial Fair Play-regels hebben een aantal lijnen getrokken om de excessen te vermijden. Toch zijn wen mijlenver af van het gereguleerde salarissensysteem dat ze in de Verenigde Staten toepassen.

In de Verenigde Staten bestaat een salary cap die geen enkele ploeg mag overschrijden en die voor elk seizoen wordt vastgelegd. Dit geldt voor alle grote competities MLB( baseball), NFL (American football) tot NBA (basketbal). Dit betekent concreet dat er een maximumbedrag aan salarissen mag worden uitgegeven. Die salary cap is gelijk voor elke club. Zo wordt vermeden dat – zoals dat in Europa het geval is – enkele clubs de competitie domineren en je altijd dezelfde winnaars hebt. De vier voorbije seizoenen kenden zowel de NBA als de NFL vier verschillende winnaars. In de MLB loopt dat zelfs op tot negen verschillende winnaars over de laatste negen jaar.

In de NBA wonnen de Bucks dit jaar voor het eerst in 50 jaar de titel (EFE/Isopix)

De Financial Fair Play-regels in Europa waren goed bedoeld en zouden de oneerlijke concurrentie aan banden leggen. Het grote probleem bleek echter dat de rijke clubs er altijd alles aan deden om deze regels te omzeilen, terwijl in de VS de clubs gezamenlijk akkoord zijn gegaan om concurrentievervalsing tegen te gaan. De Amerikaanse topclubs verdienen dan ook elk jaar handenvol geld terwijl ze in Europa moeten schrapen voor een onbeduidende winst.

De CEO’s van beursgenoteerde bedrijven kennen er alles van 

Het zijn de tussenpersonen, de makelaars die dit onwaarschijnlijk systeem in stand houden. Clubeigenaars doen er graag aan mee omdat ze er niet van af kunnen of omdat ze eraan verdienen. Want het is niet meer dan een systeem. Een vergelijkbaar pervers mechanisme vinden we terug bij de loonbepaling van CEO’S van grote beursgenoteerde bedrijven waar benchmarking ervoor zorgt dat het systeem in stand wordt gehouden.

Benchmarking is een ingenieus trucje, waarbij niet wordt gekeken wat de CEO heeft toegevoegd aan het bedrijf, het welzijn van de maatschappij en haar medewerkers. Het remuneratiecomité kijkt liever naar wat de baas bij de concurrentie verdient.

De ondraaglijke salarislast

Die uit de hand gelopen salarissen verdienen nog een andere benadering.  Laten we de grootste liga in de VS – de NBA – even tegenover onze onze topvoetbalcompetities afzetten. Gemiddeld betalen de Amerikaanse basketbalclubs 58 procent van hun lonen aan salarissen. De topteams in de NBA betalen slechts 52 procent van hun inkomsten aan lonen.

Kijken we dan naar de grote Europese voetbalcompetities, dan zien we dat voor de pandemie – de situatie is danig verslechterd sinds dan, maar we nemen dit niet mee in onze analyse – de Duitse clubs zuinigst waren. 54 procent van de inkomsten gingen naar salarissen. De Spanjaarden spendeerden 62 procent, de Italianen 70 procent en de Fransen een onwaarschijnlijke 73 procent.  FC Barcelona spande bij de clubs de kroon.  In het seizoen 2018-2019 ging 83 procent naar de bankrekening van hun spelers. Het hoeft niet te verbazen dat de Catalaanse club met het bankroet flirt.

(Foto by Christian Liewig/ABACAPRESS.COM)

De tweede mythe: de bijdrage van de topvoetballers tot de rendabiliteit van de clubs

We hebben voor u 2 ratio’s berekend – op basis van de beschikbare resultatenrekeningen die aangeven of het aantreden van Kevin De Bruyne, de grootste ster in de grootste voetbalcompetitie ter wereld – het bedrijf Manchester City geen windeieren heeft gelegd. We maken abstractie van de gecreëerde aandeelhouderswaarde die in de huidige omgeving, dankzij exploderende aandelenbeurzen, voor alle clubs en bedrijven een hoge vlucht neemt. Als we naar deze parameter kijken heeft eigenaar sjeik Mansour- als hij vandaag verkoopt – een goede zaak gedaan. We kijken nu naar de winsten die dit bedrijf genereert.

Welke winst?

Manchester heeft sinds 2015, en dat was al enkele jaren aan de gang, een mooie omzetgroei neergezet. Die steeg van 398 miljoen pond in het seizoen 2015-2016 naar 535 miljoen pond in het seizoen 2018-2019. 

Als we nu echter kijken naar de winst die hieruit werd gepuurd zien we een ander beeld. Hier kijken we best naar de net profit margin. Analisten berekenen deze ratio door de winst na belastingen te delen door de omzet. Dan merken we dat voor elke 100 pond die wordt omgezet, Manchester City 1,7 pond aan winst oplevert. In andere sectoren schommelt deze ratio tussen een lage 10% en een hoge 20%. Die van City haalde in het seizoen 2018-2019 amper 1.7%. Toen Kevin het eerste jaar aantrad in het seizoen 2015-2016 was dit nog een goede 5%. Niet echt een verbetering.

[*Voetnoot: We maken nog even abstractie van het belabberde resultaat in het seizoen 2019-2020, een gevolg van Covid 19, waar de club 126 miljoen pond verlies maakte.]

Kevin De Bruyne tijdens een match van Manchester United tegen Aston Villa. – Isopix

Het heel zwakke rendement op geïnvesteerd kapitaal

De tweede ratio is de gekende return on capital die wordt berekend door de winst af te zetten tegen het geïnvesteerde kapitaal. Die ratio leert ons hoeveel het geld dat is ingezet daadwerkelijk opbrengt. Hier haalt Manchester City een fantastische 0.6%. Ze maakten in 2018-2019 een winst van 10 miljoen pond op een ingezet kapitaal inclusief schulden van iets meer dan 1.4 miljard pond. Ook hier is 10% het minimum voor elk zichzelf respecterend bedrijf. Een topbedrijf haalt zelfs 20%. 

Topvoetballers staan niet gelijk aan toprendementen

Je kan dan ook moeilijk argumenteren dat de aankoop van een topvoetballer een voetbalbedrijf financieel performanter maakt. Kevin De Bruyne deed het alvast niet voor Manchester City.  Het exorbitante loon van Messi dreef FC Barcelona richting bankroet. Sinds Ronaldo voor Juventus Turijn speelt zijn de winstcijfers ook daar in elkaar gestuikt. Die gingen van een licht verlies van 10 miljoen euro in het seizoen 2017-2018 naar 27 miljoen euro in het seizoen 2018-2019 om nog te zwijgen van het coronaseizoen 2019-2020, waar het verlies werd uitgediept tot net geen 90 miljoen euro. Om in het seizoen 2020-2021 ruim 141 miljoen te bereiken, negatief uiteraard.

Deze analyse is geen persoonlijk verwijt aan het adres van de beste Belgische voetballer van dit moment. Het is hem van harte gegund. Maar we moeten wel stoppen om te argumenteren dat er een valabele reden is voor dit loonverschil tussen onze sportvedetten. 

Niemand kan met de beste wil uitleggen waarom Kevin 1.766 keer meer dan Nina verdient. Of waarom Nina slechts 0.06 procent van het exorbitante loon van onze stervoetballer. Als maatschappij moeten we ons hier vragen blijven bij stellen, zeker omdat het ongelijkheidsdebat alsmaar harder zal worden gevoerd.


De auteur Xavier Verellen is zaakvoerder van QelviQ, een Internet of Things bedrijf (www.qelviq.com)

Meer
Lees meer...