Tsjernobyl ‘smeult’ weer: nucleaire reacties waargenomen door sensoren op site

Sensoren hebben verhoogde neutronenniveaus gedetecteerd in een ontoegankelijke kamer in de reactorhal van Tsjernobyl. Dat zou erop wijzen dat er kernsplijtingsreacties plaatsvinden in de ingegraven reactorhal, zo meldt Science Mag.

Die splijtingsreacties zouden dus 35 jaar plaatsvinden na de dag waarop de kerncentrale van Tsjernobyl (nu in Oekraïne) explodeerde. Het was toen de ergste kernramp ooit.

De splijtingsreacties vinden plaats in een met beton afgesloten ruimte waar een groot deel van de uraniumbrandstof van de voormalige reactor is opgehoopt.

Oekraïense wetenschappers proberen nu in te schatten of de ontdekte kernsplijtingsreacties zullen uitdoven of een groter probleem zullen creëren die een of andere interventie zal vereisen.

Sintels in de barbecue

‘Het is als de sintels in een barbecuepit,’ vertelde Neil Hyatt, een chemicus op het gebied van nucleaire materialen aan de Universiteit van Sheffield, aan Science.

Maxim Saveliev van het Instituut voor Veiligheidsproblemen van Kerncentrales (ISPNPP) in Kiev, meent dat de wetenschappers de mogelijkheid van een ongeval niet kunnen uitsluiten.

‘We hebben het over zeer lage splijtingspercentages, dus het is niet alsof we het vergelijkbaar is met een actieve kernreactor,’ vertelde Hyatt aan New Scientist. ‘En volgens ons overzicht van het splijtbaar materiaal in die ruimte kunnen we er vrij zeker van zijn dat er geen explosie volgt. Maar we weten het niet zeker,’ merkte de chemicus nog op.

Volgens Hyatt is het hogere niveau van neutronen een ‘reden tot bezorgdheid, maar niet tot alarm.’

Als de sensoren echter een stijgende productie van neutronen blijven detecteren, kan de site een interventie vereisen, aldus nog Hyatt. Eén benadering zou kunnen zijn om in de ingesloten kamer te boren en deze te besproeien met een stof zoals gadoliniumnitraat, dat de splijtingsreacties zou stoppen.

Vrees

De vrees voor het fenomeen van de zichzelf onderhoudende kernsplijting, of kriticiteit, zit er al van bij het begin in bij de wetenschappers. 

Wanneer op 26 april 1986 een deel van de kern van reactor Vier smolt, smolten de uranium splijtstofstaven, de zirkonium bekleding, de grafieten controlestaven en het zand dat op de kern was gestort (om te proberen het vuur te doven) samen tot lava. Deze lava stroomde de kelderruimten van de reactorhal binnen en verharde tot formaties die brandstofbevattend materiaal (FCM’s) worden genoemd. Dat materiaal is geladen met ongeveer 170 ton bestraald uranium – 95 procent van de oorspronkelijke splijtstof.

Bij kernsplijting (zelden: kernfissie) vindt een proces plaats waarbij een zware, onstabiele atoomkern zich deelt of splijt in twee of meer lichtere kernen, waarbij aanzienlijke hoeveelheden energie vrijkomen.

(jvdh)

Meer
Lees meer...