Trompettist Daniel Dzidzonu en zijn band bouwden vandaag een feestje op Couleur Café. Bij de eerste noten stopte het met regenen en op de swingende beats waagde menig natgeregend festivalganger zich aan een dansje. Dzidzonu komt zelf uit het Afrikaanse Togo en zijn roots liggen in de afrobeat-muziek. Newsmonkey sprak met hem vlak na zijn concert op Couleur Café.
Daniel Dzidzonu: Als je op Couleur Café speelt, dan weet je gewoon dat het een goede show wordt. Het publiek deed ook goed mee en net toen we begonnen te spelen, stopte het met regenen. Dat was echt een zegen vanuit de hemel. Haha!
Dzidzonu laat aan newsmonkey weten dat voor hem de interactie met zijn backing band het belangrijkst is.
Dzidzonu: Eigenlijk zijn we allemaal vrienden. Sommige van mijn muzikanten ken ik al vijf jaar, andere nog maar pas. Het is de muziek die ons allemaal verbindt. Ik organiseer dus geen audities om ‘de juiste muzikant’ te zoeken ofzo. Sommigen ken ik van jamsessies. Of mijn trombonist, Florent (Duprez, red.) bijvoorbeeld, hij was eigenlijk degene die mijn instrumenten onderhield en repareerde. Of onze drummer, hij komt uit Afrika. Voor hij mij leerde kennen, had hij nog nooit een instrument vastgehad. Hij was geïnteresseerd om muziek te leren spelen, en nu speelt hij bij mij. Zo zie je maar, het draait allemaal om de feeling.
Het werk van Dzidzonu wordt vaak vergeleken met de afrobeat-muziekstroming uit de jaren 70 en 80.
Dzidzonu: Fela Kuti, da’s de roots. De afrobeat dat was heel traditionele muziek die uiteindelijk veel jazz, funk en soul beïnvloed heeft. Ze hebben dat goed gedaan. Zie je, in die tijd waren de Westerlingen uit Afrika vertrokken, maar ze hadden wel hun muziekinstrumenten achtergelaten. Niemand kon spelen, mensen hebben zichzelf dat geleerd. Nu spelen ook mensen uit het Westen en ervaren muzikanten afrobeat. Tegenwoordig zijn Afrikanen trouwens anders dan toen. Je hebt eigenlijk twee identiteiten: de Westerse kant en de traditionele Afrikaanse kant.
Ik woon nu al tien jaar in Brussel. De muziekscene daar is echt sterk. Maar eigenlijk kom ik uit een muzikale familie uit Togo (in West-Afrika, red.). Mijn vader was grote fan van soul en jazz. Hij leerde mij allerlei instrumenten bespelen: gitaar, drum, bas, … Maar trompet was mijn grote liefde, mijn eerste liefde ook. Vader kwam eigenlijk uit de brass band traditie, de zwarte muziek uit de VS. Ik ben blij dat ik die muziek met de rest van de wereld kan delen, mét een authentieke Afrikaanse touch.
Dit jaar bracht Dzidzonu zijn nieuwe plaat ‘Vikpomé’ uit.
Dzidzonu: Er zit een concept achter het album. Vikpomé is een filosofie. Die zegt dat je je moet focussen op de kleine momenten in het leven en zo groots moet worden. Vandaag de dag moet alles heel snel gaan en mensen focussen op het snelle, gemakkelijke succes. Dat is niet goed. Je moet blij zijn met wat je hebt en zo zal je uiteindelijk groot worden. Je mag natuurlijk dromen, maar het is belangrijk om altijd jezelf te blijven.
Ik heb een erg natuurlijke manier van muziekschrijven. De focus ligt voornamelijk op de energie. Soms heb ik een melodietje in mijn hoofd, en dan speel ik het. Maar ik ben bijvoorbeeld nog nooit aan een tafeltje gaan zitten om te componeren. Op het einde worden bepaalde partijen natuurlijk gearrangeerd, maar de insteek moet spontaan blijven.
Momenteel broedt Dzidzonu op een derde plaat.
Dzidzonu: Het gaat een LP worden met tien tot twaalf tracks. De nummers zijn allemaal al gecomponeerd, maar nu begint het moeilijkste pas. We moeten goede producers en promotors fixen. Zo gaat dat in de showbizz.
Ik wil ook nog meegeven dat jonge, getalenteerde Afrikanen met een droom niet mogen opgeven. Het breekt echt mijn hard als ik zie hoe jonge kerels of meisjes soms hun dromen begraven. Een nieuwe generatie moet opstaan, want wij hebben een troef. We hebben twee culturen als achtergrond: de Westerse én de Afrikaanse.